Goeroe Nanak reisde
vele kilometers door de wildernis van Assam (India). Zijn minstreel
Mardana kreeg honger en was erg vermoeid, dus stopten zij en gingen
onder een boom uitrusten. Na een tijdje ging Mardana op zoek naar eten.
Op zijn weg ontmoette hij Kauda, de kannibaal. Kauda overmeesterde
Mardana geheel onverwacht en bond zijn handen en voeten met een touw
vast. Hij droeg hem naar een plek waar hij een grote pan vol olie had
staan om het vlees van zijn slachtoffers in te koken. Toen Mardana dat
zag, werd hij verschrikkelijk bang en bad hij tot de Goeroe om hem te
redden. Maar de Goeroe wist al van zijn hachelijke situatie en was
onderweg om hem te bevrijden.
Kauda probeerde nog steeds het vuur onder de pan aan te steken toen de
Goeroe verscheen. Kauda was helemaal verbijsterd. De Goeroe keek hem vol
compassie en genadig aan en zei:
"Kauda! Zie je niet wat je doet, zou je jezelf in het brandende vuur van
de hel werpen?"
Door de genadige en heilige blik van de Goddelijke Meester beseften
mensen als Kauda hun schuld en vielen ze voor zijn voeten en smeekten ze
om genade. Kauda, wiens geweten gedood was met weerzinwekkende misdaden,
werd plotseling overmand door berouw. Hij wierp zich voor de voeten van
de Meester en bad om genade. De genadige Meester zegende hem met de Naam
(Gods naam). Kauda werd hierop een compleet andere man en leefde daarna
als een toegewijde discipel van de Goeroe.
|