Tijdens de bijeenkomst
in Amritsar op de dag van Vaisakhi in 1748 stelde Nawab Kapoor Singh
voor om een sterke Khalsa troepenmacht te organiseren onder het commando
van een opperbevelhebber. Aangezien Nawab Kapoor Singh op leeftijd was,
schoof hij Jassa Singh Ahluwalia naar voren als de nieuwe commandant en
Jathedar van de Khalsa Panth. Als kind werd Jassa Singh door de vrouw
van Goeroe Gobind Singh, Mata Sundari, aan Nawab Kapoor Singh
overgedragen die hem adopteerde. Jassa Singh Alhuwalia was een jonge en
energieke leader die zelf door Nawab Kapoor Singh was opgeleid en
getraind.
De nieuw gecreëerde organisatie van de Khalsa troepen werd Dal Khalsa
genoemd en geleid door zijn
opperbevelhebber, Jassa Singh Ahluwalia. De Dal Khalsa bestond uit 11
eenheden met eigen naam, vlag en leider. Deze eenheden oftewel Jatha’s,
die later bekend werden als de Misls (letterlijk: gelijk of ook wel:
voorbeeld) vormden onder leiding van Jassa Singh Ahluwalia de Dal
Khalsa. Deze verdeling zou uiteindelijk tot enige verdeeldheid tussen de
Misls leiden.
Aan de andere kant werd gedurende deze periode op 9 april 1748 Mir Mannu
als de nieuwe gouverneur van Lahore en Multan benoemd. Eenmaal
aangesteld en ingewerkt als gouverneur, stuurde hij zijn leger erop uit
om de Sikhs in zijn staat te elimineren omdat hij zich zorgen maakte
over hun toenemende macht. Als reactie verlieten de Sikhs zijn
territoria en verhuisden naar andere staten.
Sardar Jassa Singh Ramgarhia was een Sikh held die zich in eerste
instantie had aangesloten bij het leger van de commandant van Jalandhar,
Adina Beg. Adina Beg was een listige persoon en huichelaar, die aan de
ene kant de Sikhs stimuleerde om tegen de Mongolen te vechten, aan de
andere kant verbonden was met de Afghanen terwijl hij bovendien een
salaris van de Mongoolse overheersers genoot. Hij wist dat Mir Mannu hem
nodig zou hebben als de Sikhs tegen de laatste bleven strijden. Jassa
Singh Ramgarhia vertrouwde Adina Beg. Maar toen Adina Beg’s leger op
bevel van Mir Mannu erop uit werd gestuurd voor de blokkade van Amritsar
en voornamelijk de belegering van het Ram Rauni waar Sikhs onderdak
hadden gezocht, sloot Jassa Singh Ramgarhia zich met zijn eenheid bij de
Sikhs in het fort aan. Dit deed hij op het cruciale moment na een vier
maanden durende belegering van het fort waarbij de Sikhs geen
voedselvoorraden meer hadden. Door zijn goede contacten met de adviseur
van Mir Mannu wist hij de belegering op te heffen. Het fort werd
versterkt en Ramgarh genoemd, Jassa Singh werd de Jathedar van het fort
en kreeg zijn populaire naam Ramgarhia. Later zou hij leiding geven aan
de Ramgarhia Misl.
Nadir Shah werd in juni 1747 vermoord en zijn generaal Ahmed Shah Abdali
nam later de macht in Afghanistan over. Hij werd ooit door Nadir Shah in
Khandahar gered en bleef hem altijd trouw. In 1739 was Abdali samen met
Nadir Shah in Delhi geweest, had gezien hoe zwak de machthebbers daar
waren en hoeveel rijkdommen (hethuidige) India bezat. Aldus zou hij na
het vestigen van zijn macht tussen 1747 en 1767 (het huidige) India elf
keer binnenvallen. Tussen 1747 en 1753 zou hij de Punjab drie keer
binnenvallen. Toen Mir Mannu over de tweede invasie van Abdali hoorde,
besloot hij vrede met de Sikhs te sluiten en verordende hij een gebied
in de Patti omgeving waar zij konden leven.
Gedurende de derde invasie van Ahmed Shah Abdali bestreden alle troepen
uit Punjab zijn invasiemacht. Hierbij vochten tevens Sikhs aan de kant
van Mir Mannu. Echter toen de troepen van Mir Mannu de Dal Khalsa
aanvielen, verlieten zij hem. Mir Mannu zou uiteindelijk deze slag
verliezen en stelde de Dal Khalsa verantwoordelijk voor zijn verlies.
Vervolgens confisqueerde hij het terrein dat hij aan de Sikhs had
gegeven en stuurde zijn leger erop uit om de Sikhs te elimineren. Iemand
die het hoofd van een Sikh zou brengen kon rekenen op hoge beloningen en
dat gold ook voor mensen die informatie over Sikhs en hun families
konden geven. Hebzuchtige mensen lieten Sikhs en hun families arresteren
en deze werden blootgesteld aan ernstige wreedheden en martelingen.
Zij werden naar Lahore gebracht en de Singh’s werden hier onthoofd en
hun families werden in gevangenis gestopt. Vrouwen met kleine kinderen
hadden de keus tussen bekeren tot de Islam of onmenselijke martelingen
en konden de dood tegemoet zien. Geen vrouw liet zich bekeren, maar koos
liever voor de dood dan voor geloofsverzaking. De vrouwen baden en
bleven aan hun geloof toegewijd. Zij kregen per dag 40 pond meel om te
vermalen middels de handmolens. Voor hun ogen werden hun kinderen omhoog
gegooid en op speren opgevangen en de lichaamsdelen van hun kinderen
werden als ketting om hun hals gedaan. Buigend voor de wil van God,
tolereerde zij dit. Op 4 november 1753 overleed Mir Mannu door een val
van zijn paard, die hem een eind meesleurde. De Sikh families werden
vervolgens bevrijd.
In 1757 viel Abdali weer (het huidige) India binnen en viel Amritsar aan,
aangezien hij de Sikhs een lesje wilde leren voor de vele malen dat zij
zijn terugkerende troepen hadden aangevallen. Bij de aanval vernielde
hij Harmandir Sahib en vulde de heilige tank met puin. Toen Baba Deep
Singh over deze heiligschennis hoorde, zei hij tegen de congregatie in
Damdama Sahib: “Wij zullen dit jaar het divali feest in Amritsar vieren.”
|
Baba Deep Singh was afkomstig uit het dorp Pahuwind en was een lange,
sterke en ongewoon dappere man. In 1700 werd hij door Goeroe Gobind
Singh zelf in het geloof geïnitieerd. Naast een sterke en onbevreesde
strijder was hij ook een grote geleerde. In Damdama Sahib hield hij zich
bezig met het voorbereiden van kopieën van de Goeroe Granth Sahib.
Kopieën van het heilige Goeroe Granth Sahib die hij zelf had geschreven
of die na zijn goedkeuring werden uitgegeven, worden vandaag de dag als
de meeste authentieke versies beschouwd. Nadat Goeroe Gobind Singh naar
Delhi vertrok, nam Gurdwara Damdama Sahib dit beheer over. In 1709 sloot
hij zich aan bij de troepen van Banda Singh Bahadur en speelde een heel
grote rol bij de strijd tegen de onderdrukkers van Sadhaura en Sirhind.
In 1733 benoemde Banda Singh Bahadur hem als een van de leiders van een
sectie van het leger. In 1748 werd hij tot de leider van de Shaheedan
Misl benoemd.
Baba Deep Singh had zijn wens uitgesproken om Divali in Amritsar te
vieren en vijf honderd man sloot zich bij hem aan. Voor zijn vertrek bad
hij tot God en zei: “Moge mijn hoofd in Harmandir Sahib vallen.”
Onderweg sloten grote groepen Sikhs zich bij hem aan. Toen zij bij de
stad Taran Taran aankwamen, werd hij door ongeveer vijfduizend Sikhs
bijgestaan.
Toen de gouverneur hoorde over de plannen de Sikhs, stuurde hij een
leger van twintigduizend anschappen om hen tegen te houden. De Sikhs
waren er op uit om Harmandir Sahib te bereiken en bereid tot het eind te
vechten om dit bewerkstelligen. Het leger van de gouverneur stelde zich
ongeveer tien kilometer van Amritsar op en wachtte de Sikhs op. Op 11
november 1757 barste het conflict tussen beide troepen los. De Singh’s
vochten heldhaftig en strijdlustig en de vijanden trokken zich terug tot
het dorp Chabba. Hier viel generaal Attal Khan Baba Deep Singh aan en
scheidde zijn hoofd van zijn lichaam. Op hetzelfde moment riep een Sikh
hem; “U had gebeden dat u martelaar zou worden aan de oevers van de tank
van Harmandir Sahib. Maar U lijkt ons hier al te verlaten.” Hierop
gebeurde iets zeer wonderbaarlijks. Baba Deep Singh steunde hij hoofd
met zijn linkerhand en nam het in zijn hand en viel met aan tweezijdig
zwaard (van achttien kilo) in zijn rechterhand de vijanden aan.
De vijanden begonnen te vluchten. Zoiets hadden zij nooit meegemaakt en
wisten niet hoe zij doden moesten verslaan. Baba Deep Singh bereikte,
geheel volgens zijn belofte, de rand van Harmandir Sahib en blies hier
zijn laatste adem. Voor een westerling maar ook voor een ieder is dit
moeilijk voorstelbaar, terwijl dit destijds voor de ogen van duizenden
gebeurde. Vanuit het geloof is dit te verklaren gebaseerd op de gedachte
dat God iets tegen zijn natuurlijke wetten liet gebeuren, aangezien
iemand met volledige overgave, liefde en geloof in Hem geloofde en
daarom liet God de belofte van deze gelovige niet breken.
De Sikhs vierden Vaisakhi dat jaar in Harmandir Sahib, Amritsar. Op de
plaats waar hij zijn hoofd verloor en waar Baba Deep Singh is gecremeerd
staan Gurdwara’s ter herdenking van deze dappere Sikh. De laatste
Gurdwara wordt Shaheed Ganj Baba Deep Singh genoemd.
Abdali kwam weer terug in 1759 om Delhi te plunderen. Onderweg vochten
de Sikhs dapper tegen zijn troepen en brachten hen grote verliezen toe.
In plaats van zich in de strijd te mengen met de Sikhs, vorderde Abdali
richting Delhi. Dit houdt in dat de Khalsa als geweldige strijdmachten
van Punjab werden gezien. Hierop begonnen de Sikhs belasting in Lahore
te heffen, om aan te tonen dat zij overheersers van de staat waren. Na
een belegering van een week van Lahore, ging ook de gouverneur akkoord
met betaling van een aanzienlijk bedrag. In maart 1761 keerde Abdali
terug vanuit Delhi met een grote buit bestaande uit voornamelijk veel
goud en daarnaast had hij meer dan tweeduizend jonge vrouwen gevangen
genomen. De Sikhs besloten om de jonge meisjes en vrouwen te bevrijden.
Jassa Singh bedacht een aanvalsstrategie. Toen Abdali de Beas rivier
overstak, vielen de Sikhs hem gezwind aan. Zij bevrijdden de jonge
vrouwen en brachten hen met een escorte thuis. Zo wonnen de Sikhs veel
goodwill bij de mensen en werden zij populair bij de burgers van de
Punjab. Zij vonden dat slechts de Sikhs hen tegen de buitenlandse
overheersers konden beschermen.
Nadat Abdali terug ging, namen de Sikhs in september 1761 Lahore in. Zij
verdeelden dit gebied onder henzelf en sloegen hun eigen muntstukken in
naam van Goeroe Nanak en Goeroe Gobind Singh. De bewoners van deze stad
werkten volledig mee en steunden de nieuwe bestuurders van Lahore. Jassa
Singh kreeg de titel van Sultanul Kaum (koning van de gemeenschap).
In 1762 viel Abdali de Sikhs weer aan. Hij omsingelde Sikh families en
vermoordde ongeveer dertigduizend Sikhs. Dit wordt de Vadda Ghalughara
oftewel de grote holocaust genoemd. Zelfs na zulke grote verliezen,
bleven de Sikhs de onderdrukkers bestrijden. In 1763 vroeg een Brahmaan
de Sikhs om zijn net gehuwde partner uit de handen van de gouverneur van
Kasoor te bevrijden. De Sikhs vielen de gouverneur aan en bevrijden zijn
vrouw.
In 1767 keerde Ahmed Shah Abdali weer terug en gaf aan met Sikhs samen
te willen werken. Hij bood de Sikhs het gouverneurschap van Punjab aan,
maar de Sikhs onder leiding Jassa Singh Ahluwalia weigeren dit te
accepteren. De facto hadden de Sikhs de Punjab al voor een deel in
handen en wilden niet met hem
samenwerken vanwege zijn tirannieke bestuur. De Sikhs deden het
tegenovergestelde en bleven hem voordurend bestoken met hun guerrilla-aanvallen.
In dat jaar namen zij een karavaan van driehonderd met fruit uit Kabul
geladen kamelen van hem over. Nadat Abdali zijn overtocht over de Satlej
(ook wel gespeld als Satluj) rivier had gemaakt, namen de Sikhs het
gebied tussen Satlej en de rivier Ravi weer onder hun beheer. Jassa
Singh zette zijn leger in positie, echter nam Abdali op zijn terug weg
naar Kabul een andere route dan via Amritsar en Lahore. Hij ging via een
omweg door Multan. Na zijn vertrek brachten de Sikhs ook andere gebieden
voorbij de rivier Satlej tot aan Delhi onder hun beheer.
De keizer van Delhi, Shah Alam II, verbleef in Allahabad en had de moed
niet om naar Delhi te komen en de Sikhs te bestrijden. Hij stuurde zijn
generaal Zabita Khan om strijd tegen de Sikhs te leveren. Zabita Khan
durfde de strijd met de Sikhs niet aan en sloot daarentegen een
wapenstilstand met de Sikhs. Later zou hij door Alam II uit functie
worden gezet. Vervolgens benaderde Zabita Khan de Sikhs en werd door hen
warm ontvangen. Hij werd een Sikh en kreeg een nieuwe naam, Dharam
Singh.
Moslim heilige Qazi Nur Mohammad, die samen met Abdali naar Punjab kwam
schreef het volgende over het goede karakter en reputatie van de Sikhs
die hij waarnam:
“ Sikhs zijn grote experts in het hanteren van
de zwaard- en krijgskunsten. Als leeuwen springen zij op hun vijanden en
als vossen rennen zij weer uit hun zicht. Hun lichamen zijn steen hard
en zij bezitten grote fysieke kracht. Een Sikh is wel gelijk aan meer
dan 50 man. Als zij het slagveld ontvluchten, denk dan niet dat ze zijn
verslagen. Dat is slechts een onderdeel van hun tactiek, aangezien zij
plotseling weer terugkeren en allen doden die hen achtervolgden. Kom en
neem deze leeuwen in het slagveld waar, om de krijgskunsten van hen te
leren. Zij doden geen vrouw, geen kind of lafaard die wegrent vanuit het
gevecht. Zij bestelen niemand en ontnemen geen sieraden van een vrouw,
al is zij een koningin of een slavin. Zij plegen geen overspeligheid,
maarrespecteren de vrouwen van de vijand. Zij mijden dieven en
overspelige personen en qua ruimhartigheid overtreffen zij Hatim.”
Dit zijn de woorden van een vijand die de Sikhs in velen slagvelden had
aanschouwd. Tussen 1747 en 1767 viel Abdali (het huidige) India acht
keer binnen. Slechts de Sikhs in Punjab boden hem weerstand van gelijke
mate en zij stalen zijn buit en redden de eer van Indiase vrouwen.
In 1769 viel de zoon van Abdali, Nadar Shah, (het huidige) India binnen
en nam hondreden Hindoe vrouwen als onderdeel van zijn buit mee. Als
voorheen vielen op zijn terug weg de Sikhs hem aan en bevrijden de
vrouwen en die zij veilig naar hun huizen escorteerden. De Sikhs werden
machtig in Punjab en wisten dat zij niet veilig waren zolang er een
zwakke koning in Delhi was. Hierop besloten zij naar Delhi ten strijde
te trekken. In 1770 veroverden zij de buitensteden van Delhi en de Ganga
Doab, Jassa Singh Ahluwalia kwam in 1783 te overlijden. Ten tijde van
zijn dood bestond het gecombineerde leger van de Khalsa uit ongeveer
tweehonderdduizend man met zestig- tot zeventigduizend paarden. Het
bestuur van de Khalsa reikte van Lahore en Multan, van Jammu en Kashmir
tot aan de heuvelstaten van Kangra, Chamba en tot de uiteinden van
Delhi. De Mongolen waren op dit moment ingetogen en de Afghanen werden
door de Sikh troepen teruggedreven.
In 1786 vielen de Sikhs onder het bevel van Bhaghel Singh Delhi opnieuw
aan en veroverden deze stad. Zij hezen hun vlag op het Rode fort in
Delhi. In Delhi bouwden zij vervolgens Gurdwara’s op voor Sikhs
historische plekken. |