Nawab
Jassa Singh Ahluwalia was al een legende tijdens zijn eigen leven, hij
inspireerde de mensen van de Punjab om te vechten tegen de tirannie en
onrechtvaardigheid van indringers en meedogenloze heersers. Hij was de
belichaming van moed, dapperheid en zelfopoffering.
Jonge jaren
Deze
geweldige zoon van Punjab werd geboren op 3 mei 1718, in het dorp Ahlu,
in de buurt van Lahore in West-Punjab. Het dorp Ahlu werd gesticht door
zijn voorvader, Sadda Singh, een leerling van de zesde Sikh Goeroe,
Goeroe Har Gobind Sahib ji. Vandaar de naam Ahluwalia (van Ahlu dorp).
Hij was nog maar vijf jaar oude toen zijn vader, Badar Singh, stierf.
Daarna
verhuisde hij met zijn moeder naar New Delhi, daar bleven ze en deden ze
kirtan op het hoogste niveau. Mata Sundri Kaur ji (de vrouw van Goeroe
Gobind Singh ji) was zeer verheugd met de jonge Singh en was hem zeer
goed gezind.
Hij
studeerde Perzisch, Arabisch, Sikh geschriften en wiskunde in Delhi. Na
zeven jaar in Delhi te hebben gewoond, verhuisde Jassa Singh op
twaalfjarig leeftijd met zijn moeder terug naar de Punjab op aandringen
van Jassa Singh's oom – hoewel, niet voordat Mata Sundri een profetie
uitsprak - dat Jassa Singh een waardige leider van de Sikhs zou worden.
Sardar
Jassa Singh en zijn moeder vestigden zich in de nabijheid van Jalandhar
in Punjab en begonnen kirtan te doen in de vroege ochtend. Jassa Singh
was een groot Rabab instrumentalist en kirtan zanger (Kirtan Kaar), die
later de Kapurthala Rababi Gharana ondersteunde. Tijdens een Gurpurb
(festival), gingen moeder en kind, samen met de oom, op bezoek bij Nawab
Kapur Singh in Kartapur .
Tijdens
het zingen van de liederen van 'Asa ki Var' in de vroege ochtend, raakte
de goeverneur (Nawab) Kapoor Singh ji zo onder de indruk van de melodie
van de kirtan, dat hij hem er toe overhaalde om voor een maand te
blijven. Na deze periode, herkende de Nawab het aard en het potentieel
van Jassa Singh, dus verzocht hij de oom en de moeder om de jongen bij
hem te laten voor een bepaalde tijd.
Het dient
gezegd te worden, dat Nawab Kapoor Singh niet zonder reden de leider van
de Khalsa Panth was, hij was een echte Sikh van de Goeroe;
tegelijkertijd ongelooflijk moedig en spiritueel, terwijl hij bescheiden
bleef.
Vanaf dit
moment, begon de begeleiding van Jassa Singh onder de grote Nawab Kapoor
Singh. De persoonlijke moed van Jassa Singh, zijn nuchtere oordeel en
andere kwaliteiten maakten een diepe indruk op de Sikhs.
Jassa
Singh nam elke taak die hem toegewezen werd op zich als geen ander. In
een verslag staat vermeld dat op een stormachtige nacht in de stromende
regen, de Nawab beroep deed op de bewakers, met de vraag wie van dienst
was - bij elke gelegenheid, kon de standvastige stem van Jassa Singh
gehoord worden. Jassa Singh begon ook met zijn opleiding in de kunst van
de oorlog, en werd bedreven in het paardrijden, zwaardvechten en
boogschieten.
De
vorming van de Dal Khalsa en de Misls
Tot in
1745 waren de Sikh krachten verdeeld in 65 troepen (jathas). Baron Nawab
Kapur Singh reorganiseerde ze in elf troepen, elk met een eigen naam,
vlag en leider. Deze Legers van 'jathas', die later bekend zouden worden
als Misls (letterlijk "is gelijk aan", ook "een voorbeeld") kregen
samen, echter, de naam van Dal Khalsa (of het leger van de Khalsa).
De
soldaten van dat leger waren niet in loondienst (of huurlingen), maar
traden spontaan toe tot het Khalsa leger in de naam van de Goeroe. Er
werd geen onderscheid gemaakt tussen hoog en laag, of van kaste en
geloof. Vanaf het moment dat ze het land strikt dienden volgens de
discipline van de Goeroe Panth (de weg van de Goeroe) , was het nemen
van ' Amrit ' (Khanda Pahul) of doop van essentieel belang voor hen.
Deze
ceremonie van het toedienen van ' Amrit ' aan de nieuwe rekruten in de
Khalsa Dal betekende het loslaten van hun oorspronkelijke religie,
familielijn, kaste overwegingen en religieus bijgeloof. Na het nemen van
' Amrit ' uit hetzelfde vat werden allen één met de Khalsa Dal, leden
van een enkel broederschap. Ze werden verheven tot de status van pure
wezens van God, en het was voor de overwinning van God, of voor het
morele principe van dit universum dat zij volledig en definitief
verenigd werden, en dat zij het slagveld van het leven betraden.
In geval
van onenigheid /ongehoorzaamheid grepen de Panj Piaras (de vijf geliefde
Sikhs) in, wat leidde tot een verzoening tussen de twee partijen. Zij
legde een boete op aan de boosdoener, die deze uitspraak aanvaardde,
omdat de Panj Piaras waren aangesteld in de aanwezigheid van Sri Goeroe
Granth Sahib. Zij kondigden dan hun verdict af en legden de boete op ook
in aanwezigheid van de Goeroe Granth Sahib (Spirituele Schrift). Omdat
de Singhs in dienst waren van de mensen en het land in de naam van de
Goeroe, bleef er hierna zeer weinig ruimte over voor een geschil.
Sardar
Jassa Singh werd uitgeroepen tot het hoofd van de Ahluwalia misl en tot
opperbevelhebber van de Dal Khalsa. Het was vanwege Jassa Singh's moed,
nederigheid en dienstbaarheid aan de gemeenschap dat Nawab Kapur Singh,
voor zijn dood in 1754, Jassa Singh Ahluwalia benoemde tot zijn
opvolger.
In januari
1746, bewoog een jatha van de Dal Khalsa geleid door Jassa Singh zich
door de Shivalik heuvels. Diwan Jaspat Rai (Diwan is een hoge ambtenaar
meer specifiek een rang in het kabinet) uit Lahore, achtervolgde samen
met zijn koninklijke leger, de jatha leden en nam hen gevangen. Tijdens
deze slag werd Diwan Jaspat Rai gedood. Diwan Lakhpat Rai, de broer van
Diwan Jaspat Rai, beloofde plechtig om wraak te nemen voor de dood van
zijn broer. Hij begon, onder bevel van Yahya Khan (de Moghul onderkoning)
van Lahore, een grote campagne tegen de Sikhs.
De
Koninklijke troepen richtte een groot bloedbad aan onder de Sikhs van
Lahore, en daarna in het dorp Khanuwan. Duizenden Sikhs werden gedood.
De Sikhs leden zware verliezen. Deze periode staat bekend als de 'Chhota
Ghallughara' (de Kleine Holocaust) in de geschiedenis van de Sikhs.
In maart
1761, keerde de koning van Afghanistan en Perzië en een van de grootste
veroveraars van zijn tijd, Ahmad Shah Abdali (Durrani), zegevierend
terug naar zijn land na het verslaan van de Maratha krachten bij
Panipat. Hij nam 2.200 Hindoe vrouwen met zich mee om ze in Kaboel te
verkopen als slaven. De Sikhs waren op hun halfjaarlijkse bijeenkomst in
Amritsar, toen de familieleden van de vrouwen hen om hulp smeekten.
Jassa Singh vertrok onmiddellijk met een aantal vrijwilligers samen met
de Dal Khalsa. Zij haalde de Afghanen in aan de rivier Sutlej in
Goindwal, redde de vrouwen en brachten ze galant terug naar hun
families. Deze actie, die grote moed vereiste, snel en foutloos werd
uitgevoerd, met complete onverschilligheid voor gevaar, maakte hem tot
een begrip in het noorden van India. Voortaan werd hij ook bekend als
Bandhi Chhor of Bevrijder.
In 1761,
viel Jassa Singh met zijn strijdkrachten Lahore aan en bezette het.
Opgetogen met zijn succes, kreeg Jassa Singh van de Khalsa de eervolle
titel van Sultan-ul-Quom (Koning van de Gemeenschap).
De
Zesde Afghaanse Invasie, 1762: De Grote Holocaust
In een
periode van eindeloze invasies van India, beginnende met Mahmud van
Ghazni in AD 1001 deed Ahmad Shah Abdali (Durrani) in totaal totaal
negen invallen in India van 1747 tot 1769. Hij vernietigde het Moghul
Rijk en bracht een verpletterende nederlaag aan de Maratha macht toe.
Tijdens al
deze invasies, verzette de Dal Khalsa zich altijd tegen aanvallen op de
Sikhs en Punjab, en wist eigenlijk een groot deel van de buit terug te
winnen. Abdali werd kwaad op de Dal Khalsa. In februari 1762, waren
vooral de Sikhs het doelwit tijdens de zesde invasie van Ahmad Shah
Abdali in India.
Het nieuws
van de nederlaag van zijn generaal, Nur-ud-Din Bamezai door de Sikhs,
had hem in Afghanistan bereikt. De Sikhs verspreiden zich snel over
Punjab en riepen hun leider, Baron Jassa Singh Ahluwalia, tot koning van
Lahore uit. Om zich van de Indiase heerschappij voor eens en voor altijd
te verlossen, ging Ahmad Shah Abdali op weg vanuit Kandahar. Met verve
marcherend, haalde hij de Sikhs in toen ze Malwa binnentrokken na het
oversteken van de Satluj.
De
voorttrekkende karavaan bestond uit een aanzienlijk deel van de totale
Sikh bevolking en bevatte, naast actieve strijders, een groot aantal
oude mannen, vrouwen en kinderen die voor de veiligheid in het midden
begeleid werden. Verrast door Ahmad Shah, vormden de Sikhs een cordon
rond hen die bescherming nodig hadden, en bereiden zich voor op de
strijd. In deze opstelling en hun tocht voortzettend, vochten ze
wanhopig tegen de aanvallers en hun Indische bondgenoten (De Nawabs van
Malerkotla, Sirhind, etc.). Baron Charhat Singh Sukerchakia (de
grootvader van Maharaja Ranjit Singh), Baron Hari Singh Dhillon en Baron
Jassa Singh Ahluwalia leidde hun krachten met vaardigheid en moed.
Ahmad Shah
slaagde er op het einde in om het cordon te doorbreken en voerde een
grootschalige slachting uit. Ongeveer 25.000 tot 30.000 Sikhs werden
gedood. Vervolgens ging Ahmad Shah naar de Harmandir Sahib (Gouden
Tempel) in Amritsar, de heiligste plaats van aanbidding voor de Sikhs,
blies die op met buskruit, zodat geen enkele steen heel bleef, en
vervolgens, om het nog erger te maken, vulde hij de heilige tank met de
karkassen van dode koeien. Deze strijd is in de geschiedenis bekend als
de 'Wadda Ghallughara' (de Grote Holocaust).
Jassa
Singh Ahluwalia hield er 22 wonden van over op zijn borst, maar hij
overleefde.
Ondanks de
ramp van Ghalughara waren de Sikhs weer operationeel in de maand mei
1764. Toen later in oktober, Ahmad Shah in Lahore was en zich
realiseerde dat de Sikhs zich in grote getallen verzamelden voor hun
jaarlijkse bijeenkomst, besloot hij tot actie over te gaan om zijn
grootste tegenstanders een doodsteek toe te brengen. Het was Diwali, 17
oktober en een volledige zonsverduistering was in volle gang. Ahmad Shah
was vol zelf vertrouwen. Hij had 50.000 goed opgeleide en geharde
Afghanen voor de strijd. Het leger van de Sikhs besefte dat hun
zoektocht naar vrijheid en soevereiniteit verbrijzeld zou worden met een
nederlaag en zij vochten terug met een grote felheid. ‘Bole so Nihal Sat
Sri Akal’ schreeuwend en 'Wahe Guruji Ka Khalsa , Wahe Guruji ki Fateh'
, hun strijdkreet, bestormden ze de Afghanen.
George
Forrester (1783) vertelt over dit gevecht; "......de Sikh natie met
een cavalerie van 60.000, hadden een knooppunt gevormd bij de ruïnes
van Amritsar, waar ze besloten ... om hun nationale bestaan te betuigen...
de Sikhs werd gewekt door de woede van een wanhopige wraak, en ook door
het zicht van hun heilige grond, waarop de monumenten waren vernietigd
door de vijand die ze aan het bestrijden waren tijdens een bloedige
strijd, dit van ‘s morgens tot 's avonds, met enthousiaste en grote
moed. Uiteindelijk werd Ahmad Shah gedwongen om na deze nederlaag met
zijn leger in allerijl naar Lahore te vertrekken." Hoewel de
overwinning van Jassa Singh niet compleet was, werd de mythe van
Abdali's onoverwinnelijkheid verbrijzeld.
Later
versloeg Jassa Singh Ahluwalia, de aanvoerder van het Khalsa legers, de
Afghaanse Faujdar (garnizoenscommandant) van Sirhind, met name Zain
Khan, te Harnaulgarh als straf voor het helpen van Ahmed Shah Abdali
tijdens de Holocaust.
De Dal
Khalsa kreeg 900.000 roepies contant geld als aandeel uit de schatkist
van Sirhind, en gebruikte meteen het volledige bedrag voor de Seva (vrijwillige
bijdrage van fysieke arbeid of diensten voor bouw, schoonmaak, renovatie)
van Darbar Sahib in Amritsar. Het vrijwillige handwerk werd uitgevoerd
onder het toezicht Jassa Singh. De Gurdwara van Fatehgarh Sahib werd ook
door hem gebouwd.
Jassa
Singh maakte nooit misbruik van zijn hoge positie, en was niet
hebzuchtig.
Deze grote
daad van vrijgevigheid, met betrekking tot Goeroe ki Chaddar (bescherming
of schild voor de Goeroe) maakte hem voor altijd geliefd bij religieus
gezinde mensen.
Dit zijn
maar enkele van de acties die de aandacht van de mensen van Punjab
trokken en die zich met drommen bij de zaak aansloten. Jassa Singh
gebruikte deze energie en het enthousiasme in militaire en diplomatieke
overwinningen tegen zowel de Moghuls en, na 1752, de Afghanen.
De
Achtste Afghaanse Invasie, 1766
In
november 1766 kwam Abdali naar Punjab voor de achtste keer met als
beloofde doel "het breken van de Sikhs". De Sikhs speelden weer hun oude
spel van 'Dhai-phut' tactieken ('raken, rennen en weer terug om opnieuw
te raken', later bekend geworden bij de Slag van Chillianwala tegen de
Britten). Ze ontruimden Lahore, maar werden frontaal geconfronteerd met
de Afghaanse generaal, Jahan Khan in Amritsar. ze brachten hem een
vernederende nederlaag toe met vijfduizend gedode Afghaanse soldaten, en
dwongen hem tot terugtrekking.
Jassa
Singh ging door met zijn campagnes en geleidelijk groeide het bewind van
de Sikhs van Lahore, tot aan Multan en van Jammu, Kashmir, de Kangra
heuvels tot aan de omgeving van Delhi. Hun invloed breidde zich nog
verder uit naar de Ganga Doab, Rajasthan en Agra. Abdali viel opnieuw
binnen in 1769, maar raakte niet verder dan de rivier Sutlej. Na zijn
dood in 1772, was zijn zoon Shah Zaman, even onsuccesvol wat Punjab
betrof. De Moghuls waren onderdrukt, de Afghanen afgeslagen en Punjab
behoorde nu toe aan haar volk.
Hoe
werd dit allemaal bereikt? En hoe hadden de misl leiders, die zelf
in wedijver waren met elkaar, zich onder één enkel commando geschaard?
En nog belangrijker, waarom was het leger van Jassa Singh zo succesvol,
zowel wanneer het alleen vocht of gezamenlijk streed?
Het
antwoord ligt deels in het grote leiderschap van generaal Jassa Singh
Ahluwalia, samen met de andere misl Sardars (leiders) zoals Charat Singh
en Maha Singh Suckerchakia, Hari Singh Bhangi, Jai Singh Kanhahiya en
Jassa Singh Ramgarhia. Vooral Jassa Singh Ahluwalia in het bijzonder
toonde strategische durf en gezond verstand. Maar voor een succesvolle
bevelhebber van een langdurige campagne in dit geval van ruim twee
decennia, is er veel meer nodig dan het generaalschap. En zoals
Clauswitz deze kwaliteit beschrijft: "Als de morele krachten in
individuen de één na de andere worden onderworpen, rust de hele
passiviteit van de massa in de wil van de commandant; door de vonk in
zijn borst, bij het licht van zijn geest, de vonk van het doel, moet het
licht van hoop opnieuw aangestoken worden in anderen". Dit is het
soort leiderschap dat nodig is bij de uitoefening van de psychologische
kracht van een individu over de rest, deze kwaliteit bezat Jassa Singh
in volle mate.
Jassa
Singh was charismatisch. Zijn fysieke voorkomen boezemde ontzag in, hij
was groot, had brede schouders en was gespierd met doordringende donkere
ogen. Zijn vaardigheid in het gebruik van wapens was legendarisch, zijn
ongewoon lange armen geven hem een voordeel als zwaardvechter. Hij stond
er bekend om vijandelijke generaals uit te dagen in een man tot man
gevecht met zijn bulderende stem, deze vertoning van vertrouwen was een
geweldige morele opkikker voor zijn troepen.
Hij kon
doordringen tot de Sikhs, en had het geloof in God en de overtuiging dat,
gelet op de rechtvaardigheid van hun zaak, de uiteindelijke overwinning
van hen zou zijn. De misl leiders beseften de omvang van zijn
vastberadenheid en dat hij de enige onder hen was die zeker was van hun
overwinning. Dit was ook het geval als alles verloren leek. Hun grote
ontzag voor hem was niet alleen vanwege zijn nauwe betrokkenheid tot de
familie van Goeroe Gobind Singh ji maar ook omdat hij moreel hoog stond
aangeschreven. In een tijd waarin wraak tegen hun onderdrukkers meestal
in de hoofden van zijn geloofsgenoten zat, zorgde hij er voor dat er
geen gevallen waren van gevangenen die in koelen bloede vermoord werden
of van mishandeling van vrouwen in gebieden waar zijn legers opereerden.
Vijandelijke soldaten mochten vrij uitgaan als ze de wapens neerlegden.
Hij heeft nooit toegestaan dat er een druk in de naam van religie werd
opgelegd op basis van zijn geloof. Centraal in het Sikhisme staat dat er
vele wegen naar God leiden. Hij was tegen tirannie, nooit tegen de
Islam.
Verder
behield Jassa Singh de loyaliteit van de leiders door zijn
staatsmanschap en diplomatie. Hij toonde dramatische zelf
terughoudendheid (en soms overdreven vrijgevigheid) - hij had
gemakkelijk meer gebieden kunnen toegevoegen, maar liet de andere misls
liever een groter aandeel nemen in het belang van de eenheid; zo had hij
ook kunnen regeren over Lahore vanaf 1765 en er verder een grotere
aanspraak op kunnen maken en het zelfs veroverd hebben in 1761 maar hij
liet Hari Singh, Lehna Singh en Sobha Singh Kanahiya dit doen om
dezelfde reden. Hij zorgde voor gepaste hulp voor de misl Sardars.
Er was
geen misl chef die niet verplicht aan hem was en zo kon hij ze verenigen
wanneer het hoognodig was.
Hij hielp
Charat Singh om Ubed Khan te verslaan, de gouverneur van Lahore; hij
hielp de Bhangis om de Afghanen te verslaan bij Qasur (1779) en redde
Patiala van Abdul Ahad Khan (1779)
Epiloog
Na de
executie van Baba Banda Singh Bahadar, waren de Sikhs zeer geschokt. De
Moghuls, in samenwerking met een aantal lokale hindoe elementen, hadden
een bevelschrift uitgevaardigd dat alle Sikhs afgeslacht moesten worden.
Alle soorten van gruweldaden en wreedheden werden op hen begaan. Deze
periode word “de periode van worsteling” genoemd. De Sikhs moesten in de
jungles, de bergen en de woestijn hun toevlucht zoeken. In deze donkere
tijden, zorgde Jassa Singh Ahluwalia voor het leiderschap van de Sikhs.
De Dal
Khalsa, onder leiding van Jassa Singh Ahluwalia, bracht vernederende
nederlagen toe aan Nadir Shah, Mir Mannu, Adena Beg, Zakria Khan,
Salabat Khan en Jahan Khan.
In 1783
namen Sardar Jassa Singh samen met Baba Baghel Singh en Jassa Singh
Ramgarhia Delhi in en hesen de vlag van de Sikhs op het Rode Fort in
Delhi.
Zijn
persoonlijkheid, zijn morele superioriteit, diplomatieke vaardigheden en
militaire strategie deed de oversten en de Dal Khalsa naar hem opkijken
als hun opperste en vereerde leider en als de ware opvolger van de
missie van Goeroe Gobind Singh ji. Hij werd beschouwd als de heilige
krijger omdat hij net zo goed een heilige als een soldaat was.
Als ware
volgeling van de Goeroes, combineerde hij zijn hang naar vrijheid met
een diep gevoel van tolerantie en respect voor alle godsdiensten, wat
uit de vrijgevigheid van zijn karakter bleek. Naast het feit dat Sardar
Singh Ahluwalia Jassa een grote 'Sant Siphai' (Saint soldaat) was, was
hij een barmhartige leider en zeer religieus. Hij bezocht Sri Darbar
Sahib tijdens elke Diwali en Vaisakhi.
Sardar
Singh Ahluwalia Jassa overleed op 20 oktober, AD 1783 toen hij op weg
was naar Amritsar. Naar zijn wens werd hij gecremeerd in Amritsar nabij
Burj Baba Atal en de plaats wordt bewaard aan de westelijke kant van de
Parikrama (terras) van Baba Atal.
Jassa
Singh Ahluwalia werd opgevolgd door Sardar Singh Ahluwalia Bhag, wiens
zoon, Fateh Singh een naaste medewerker van Maharadja Ranjit Singh werd.
Deze
dappere krijger leider van Punjab die met lichaam en ziel was toegewijd
aan de gemeenschap en zijn geloof en die zijn fondsen vrij en royaal
voor de vrijheid van zijn land had gegeven, overleed dus na een leven te
hebben geleid van actie en opoffering.
Hij liet
een Punjab na dat vooruit kon kijken naar een grote toekomst Hij leefde,
vocht en stierf voor de geliefde Khalsa van Goeroe Gobind Singh. |