Sikhs In nederland

     sikhs.nl                                                                                                                                                                                                                      home | contact us | site map  

Luistert allen naar de eeuwige waarheid; degene die lief heeft zal God verkrijgen. -Guru Gobind Singh  

Jassa Singh Ahluwalia: Sultan van Punjab (1718 – 1783)

Jassa Singh Ahluwalia

 

Nawab Jassa Singh Ahluwalia was al een legende tijdens zijn eigen leven, hij inspireerde de mensen van de Punjab om te vechten tegen de tirannie en onrechtvaardigheid van indringers en meedogenloze heersers. Hij was de belichaming van moed, dapperheid en zelfopoffering.

Jonge jaren

Deze geweldige zoon van Punjab werd geboren op 3 mei 1718, in het dorp Ahlu, in de buurt van Lahore in West-Punjab. Het dorp Ahlu werd gesticht door zijn voorvader, Sadda Singh, een leerling van de zesde Sikh Goeroe, Goeroe Har Gobind Sahib ji. Vandaar de naam Ahluwalia (van Ahlu dorp). Hij was nog maar vijf jaar oude toen zijn vader, Badar Singh, stierf.

Daarna verhuisde hij met zijn moeder naar New Delhi, daar bleven ze en deden ze kirtan op het hoogste niveau. Mata Sundri Kaur ji (de vrouw van Goeroe Gobind Singh ji) was zeer verheugd met de jonge Singh en was hem zeer goed gezind.

Hij studeerde Perzisch, Arabisch, Sikh geschriften en wiskunde in Delhi. Na zeven jaar in Delhi te hebben gewoond, verhuisde Jassa Singh op twaalfjarig leeftijd met zijn moeder terug naar de Punjab op aandringen van Jassa Singh's oom – hoewel, niet voordat Mata Sundri een profetie uitsprak - dat Jassa Singh een waardige leider van de Sikhs zou worden.

Sardar Jassa Singh en zijn moeder vestigden zich in de nabijheid van Jalandhar in Punjab en begonnen kirtan te doen in de vroege ochtend. Jassa Singh was een groot Rabab instrumentalist en kirtan zanger (Kirtan Kaar), die later de Kapurthala Rababi Gharana ondersteunde. Tijdens een Gurpurb (festival), gingen moeder en kind, samen met de oom, op bezoek bij Nawab Kapur Singh in Kartapur .

Tijdens het zingen van de liederen van 'Asa ki Var' in de vroege ochtend, raakte de goeverneur (Nawab) Kapoor Singh ji zo onder de indruk van de melodie van de kirtan, dat hij hem er toe overhaalde om voor een maand te blijven. Na deze periode, herkende de Nawab het aard en het potentieel van Jassa Singh, dus verzocht hij de oom en de moeder om de jongen bij hem te laten voor een bepaalde tijd.

Het dient gezegd te worden, dat Nawab Kapoor Singh niet zonder reden de leider van de Khalsa Panth was, hij was een echte Sikh van de Goeroe; tegelijkertijd ongelooflijk moedig en spiritueel, terwijl hij bescheiden bleef.

Vanaf dit moment, begon de begeleiding van Jassa Singh onder de grote Nawab Kapoor Singh. De persoonlijke moed van Jassa Singh, zijn  nuchtere oordeel en andere kwaliteiten maakten een diepe indruk op de Sikhs.

Jassa Singh nam elke taak die hem toegewezen werd op zich als geen ander. In een verslag staat vermeld dat op een stormachtige nacht in de stromende regen, de Nawab beroep deed op de bewakers, met de vraag wie van dienst was  - bij elke gelegenheid, kon de standvastige stem van Jassa Singh gehoord worden. Jassa Singh begon ook met zijn opleiding in de kunst van de oorlog, en werd bedreven in het paardrijden, zwaardvechten en boogschieten.

De vorming van de Dal Khalsa en de Misls

Tot in 1745 waren de Sikh krachten verdeeld in 65 troepen (jathas). Baron Nawab Kapur Singh reorganiseerde ze in elf troepen, elk met een eigen naam, vlag en leider. Deze Legers van 'jathas', die later bekend zouden worden als Misls (letterlijk "is gelijk aan", ook "een voorbeeld") kregen samen, echter, de naam van Dal Khalsa (of het leger van de Khalsa).

De soldaten van dat leger waren niet in loondienst (of huurlingen), maar traden spontaan toe tot het Khalsa leger in de naam van de Goeroe. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen hoog en laag, of van kaste en geloof. Vanaf het moment dat ze het land strikt dienden volgens de discipline van de Goeroe Panth (de weg van de Goeroe) , was het nemen van ' Amrit '  (Khanda Pahul) of doop van essentieel belang voor hen.

Deze ceremonie van het toedienen van ' Amrit ' aan de nieuwe rekruten in de Khalsa Dal betekende het loslaten  van hun oorspronkelijke religie, familielijn, kaste overwegingen en religieus bijgeloof. Na het nemen van ' Amrit ' uit hetzelfde vat werden allen één met de Khalsa Dal, leden van een enkel broederschap. Ze werden verheven tot de status van pure wezens van God, en het was voor de overwinning van God, of voor het morele principe van dit universum dat zij volledig en definitief verenigd werden, en dat zij het  slagveld van het leven betraden.

In geval van onenigheid /ongehoorzaamheid grepen de Panj Piaras (de vijf geliefde Sikhs) in, wat leidde tot een verzoening tussen de twee partijen. Zij legde een boete op aan de boosdoener, die deze uitspraak aanvaardde, omdat de Panj Piaras waren  aangesteld in de aanwezigheid van Sri Goeroe Granth Sahib. Zij kondigden dan hun verdict af en legden de boete op ook in aanwezigheid van de Goeroe Granth Sahib (Spirituele Schrift). Omdat de Singhs in dienst waren van de mensen en het land in de naam van de Goeroe, bleef er hierna zeer weinig ruimte over voor een geschil.

Sardar Jassa Singh werd uitgeroepen tot het hoofd van de Ahluwalia misl en tot opperbevelhebber van de Dal Khalsa. Het was vanwege Jassa Singh's moed, nederigheid en dienstbaarheid aan de gemeenschap dat Nawab Kapur Singh, voor zijn dood in 1754, Jassa Singh Ahluwalia benoemde tot zijn opvolger.

In januari 1746, bewoog een jatha van de Dal Khalsa geleid door Jassa Singh zich door de Shivalik heuvels. Diwan Jaspat Rai (Diwan is een hoge ambtenaar meer specifiek een rang in het kabinet) uit Lahore, achtervolgde samen met zijn koninklijke leger, de jatha leden en nam hen gevangen. Tijdens deze slag werd Diwan Jaspat Rai gedood. Diwan Lakhpat Rai, de broer van Diwan Jaspat Rai, beloofde plechtig om wraak te nemen voor de dood van zijn broer. Hij begon, onder bevel van Yahya Khan (de Moghul onderkoning) van Lahore, een grote campagne tegen de Sikhs.

De Koninklijke troepen richtte een groot bloedbad aan onder de Sikhs van Lahore, en daarna in het dorp Khanuwan. Duizenden Sikhs werden gedood. De Sikhs leden zware verliezen. Deze periode staat bekend als de 'Chhota Ghallughara' (de Kleine Holocaust) in de geschiedenis van de Sikhs.

In maart 1761, keerde de koning van Afghanistan en Perzië en een van de grootste veroveraars van zijn tijd,  Ahmad Shah Abdali (Durrani), zegevierend terug naar zijn land na het verslaan van de Maratha  krachten bij Panipat. Hij nam 2.200 Hindoe vrouwen met zich mee om ze in Kaboel te verkopen als slaven. De Sikhs waren op hun halfjaarlijkse bijeenkomst in Amritsar, toen de familieleden van de vrouwen hen om hulp smeekten. Jassa Singh vertrok onmiddellijk met een aantal vrijwilligers samen met de Dal Khalsa. Zij haalde de Afghanen in aan de rivier Sutlej in Goindwal, redde de vrouwen en brachten ze galant terug naar hun families. Deze actie, die grote moed vereiste, snel en foutloos werd uitgevoerd, met complete onverschilligheid voor gevaar, maakte hem tot een begrip in het noorden van India. Voortaan werd hij ook bekend als Bandhi Chhor of Bevrijder.

In 1761, viel Jassa Singh met zijn strijdkrachten Lahore aan en bezette het. Opgetogen met zijn succes, kreeg Jassa Singh van de Khalsa de eervolle titel van Sultan-ul-Quom (Koning van de Gemeenschap).

De Zesde Afghaanse Invasie, 1762: De Grote Holocaust

In een periode van eindeloze invasies van India, beginnende met Mahmud van Ghazni in AD 1001 deed  Ahmad Shah Abdali (Durrani) in totaal totaal negen invallen in India van 1747 tot 1769. Hij vernietigde het Moghul Rijk en bracht een verpletterende nederlaag aan de Maratha macht toe.

Tijdens al deze invasies, verzette de Dal Khalsa zich altijd tegen aanvallen op de Sikhs en Punjab, en wist eigenlijk een groot deel van de buit terug te winnen. Abdali werd kwaad op de Dal Khalsa. In februari 1762, waren vooral de Sikhs het doelwit tijdens de zesde invasie van Ahmad Shah Abdali in India.

Het nieuws van de nederlaag van zijn generaal, Nur-ud-Din Bamezai door de Sikhs, had hem in Afghanistan bereikt. De Sikhs verspreiden zich snel over Punjab en riepen hun leider, Baron Jassa Singh Ahluwalia, tot koning van Lahore uit. Om zich van de Indiase heerschappij voor eens en voor altijd te verlossen, ging Ahmad Shah Abdali  op weg vanuit Kandahar. Met verve marcherend, haalde hij de Sikhs in toen ze Malwa binnentrokken na het oversteken van de Satluj.

De voorttrekkende karavaan bestond uit een aanzienlijk deel van de totale Sikh bevolking en bevatte, naast actieve strijders, een groot aantal oude mannen, vrouwen en kinderen die voor de veiligheid in het midden begeleid werden. Verrast door Ahmad Shah, vormden de Sikhs een cordon rond hen die bescherming nodig hadden, en bereiden zich voor op de strijd. In deze opstelling en hun tocht voortzettend, vochten ze wanhopig tegen de aanvallers en hun Indische bondgenoten (De Nawabs van Malerkotla, Sirhind, etc.). Baron Charhat Singh Sukerchakia (de grootvader van Maharaja Ranjit Singh), Baron Hari Singh Dhillon en Baron Jassa Singh Ahluwalia leidde hun krachten met vaardigheid en moed.

Ahmad Shah slaagde er op het einde in om het cordon te doorbreken en voerde een grootschalige slachting uit. Ongeveer 25.000 tot 30.000 Sikhs werden gedood. Vervolgens ging Ahmad Shah naar de Harmandir Sahib (Gouden Tempel) in Amritsar, de heiligste plaats van aanbidding voor de Sikhs, blies die op met buskruit, zodat geen enkele steen heel bleef, en vervolgens, om het nog erger te maken, vulde hij de heilige tank met de karkassen van dode koeien. Deze strijd is in de geschiedenis bekend als de 'Wadda Ghallughara' (de Grote Holocaust).

Jassa Singh Ahluwalia hield er 22 wonden van over op zijn borst, maar hij overleefde.

Ondanks de ramp van Ghalughara waren de Sikhs weer operationeel in de maand mei 1764. Toen later in oktober, Ahmad Shah in Lahore was en zich realiseerde dat de Sikhs zich in grote getallen verzamelden voor hun jaarlijkse bijeenkomst, besloot hij tot actie over te gaan om zijn grootste tegenstanders een doodsteek toe te brengen. Het was Diwali, 17 oktober en een volledige zonsverduistering was in volle gang. Ahmad Shah was vol zelf vertrouwen. Hij had 50.000 goed opgeleide en geharde Afghanen voor de strijd. Het leger van de Sikhs besefte dat hun zoektocht naar vrijheid en soevereiniteit verbrijzeld zou worden met een nederlaag en zij vochten terug met een grote felheid. ‘Bole so Nihal Sat Sri Akal’ schreeuwend en 'Wahe Guruji Ka Khalsa , Wahe Guruji ki Fateh' , hun strijdkreet, bestormden ze de Afghanen.

George Forrester (1783) vertelt over dit gevecht; "......de Sikh natie met een cavalerie van  60.000, hadden een knooppunt gevormd bij de ruïnes van Amritsar, waar ze besloten ... om hun nationale bestaan te betuigen... de Sikhs werd gewekt door de woede van een wanhopige wraak, en ook door het zicht van hun heilige grond, waarop de monumenten waren vernietigd door de vijand die ze aan het bestrijden waren tijdens een bloedige strijd, dit van ‘s morgens tot  's avonds, met enthousiaste en grote moed. Uiteindelijk werd Ahmad Shah gedwongen om na deze nederlaag met zijn leger in allerijl naar Lahore te vertrekken." Hoewel de overwinning van Jassa Singh niet compleet was, werd de mythe van Abdali's onoverwinnelijkheid verbrijzeld.

Later versloeg Jassa Singh Ahluwalia, de aanvoerder van het Khalsa legers, de Afghaanse Faujdar (garnizoenscommandant) van Sirhind, met name Zain Khan, te Harnaulgarh als straf voor het helpen van Ahmed Shah Abdali tijdens de Holocaust.

De Dal Khalsa kreeg 900.000 roepies contant geld als aandeel uit de schatkist van Sirhind, en gebruikte meteen het volledige bedrag voor de Seva (vrijwillige bijdrage van fysieke arbeid of diensten voor bouw, schoonmaak, renovatie) van Darbar Sahib in Amritsar. Het vrijwillige handwerk werd uitgevoerd onder het toezicht Jassa Singh. De Gurdwara van Fatehgarh Sahib werd ook door hem gebouwd.

Jassa Singh maakte nooit misbruik van zijn hoge positie, en was niet hebzuchtig.

Deze grote daad van vrijgevigheid, met betrekking tot  Goeroe ki Chaddar (bescherming of schild voor de Goeroe) maakte hem voor altijd geliefd bij religieus gezinde mensen.

Dit zijn maar enkele van de acties die de aandacht van de mensen van Punjab trokken en die zich met drommen bij de zaak aansloten. Jassa Singh gebruikte  deze energie en het enthousiasme in militaire en diplomatieke overwinningen tegen zowel de Moghuls en, na 1752, de Afghanen.

De Achtste Afghaanse Invasie, 1766

In november 1766 kwam Abdali naar Punjab voor de achtste keer met als beloofde doel "het breken van de Sikhs". De Sikhs speelden weer hun oude spel van 'Dhai-phut' tactieken ('raken, rennen en weer terug om opnieuw te raken', later bekend geworden bij de Slag van Chillianwala tegen de Britten). Ze ontruimden Lahore, maar werden frontaal geconfronteerd met de Afghaanse generaal, Jahan Khan in Amritsar. ze brachten hem een vernederende nederlaag toe met vijfduizend gedode Afghaanse soldaten, en dwongen hem tot terugtrekking.

Jassa Singh ging door met zijn campagnes en geleidelijk groeide het bewind van de Sikhs van Lahore, tot aan Multan en van Jammu, Kashmir, de Kangra heuvels tot aan  de omgeving van Delhi. Hun invloed breidde zich nog verder uit naar de Ganga Doab, Rajasthan en Agra. Abdali viel opnieuw binnen in 1769, maar raakte niet verder dan de rivier Sutlej. Na zijn dood in 1772, was zijn zoon Shah Zaman, even onsuccesvol wat Punjab betrof. De Moghuls waren onderdrukt, de Afghanen afgeslagen en Punjab behoorde nu toe aan haar volk.

Hoe werd dit allemaal bereikt? En hoe hadden de misl leiders, die zelf in wedijver waren met elkaar, zich onder één enkel commando geschaard? En nog belangrijker, waarom was het leger van Jassa Singh zo succesvol, zowel wanneer het alleen vocht of gezamenlijk streed?

Het antwoord ligt deels in het grote leiderschap van generaal Jassa Singh Ahluwalia, samen met de andere misl Sardars (leiders) zoals Charat Singh en Maha Singh Suckerchakia, Hari Singh Bhangi, Jai Singh Kanhahiya en Jassa Singh Ramgarhia. Vooral Jassa Singh Ahluwalia in het bijzonder toonde strategische durf en gezond verstand. Maar voor een succesvolle bevelhebber van een langdurige campagne in dit geval van ruim twee decennia, is er veel meer nodig dan het generaalschap. En zoals Clauswitz deze kwaliteit beschrijft: "Als de morele krachten in individuen de één na de andere worden onderworpen, rust de hele passiviteit van de massa in de wil van de commandant; door de vonk in zijn borst, bij het licht van zijn geest, de vonk van het doel, moet het licht van hoop opnieuw aangestoken worden in anderen". Dit is het soort leiderschap dat nodig is bij de uitoefening van de psychologische kracht van een individu over de rest, deze kwaliteit bezat Jassa Singh in volle mate.

Jassa Singh was charismatisch. Zijn fysieke voorkomen boezemde ontzag in, hij was groot, had brede schouders en was gespierd met doordringende donkere ogen. Zijn vaardigheid in het gebruik van wapens was legendarisch, zijn ongewoon lange armen geven hem een voordeel als zwaardvechter. Hij stond er bekend om vijandelijke generaals uit te dagen in een man tot man gevecht met zijn bulderende stem, deze vertoning van vertrouwen was een geweldige morele opkikker voor zijn troepen.

Hij kon doordringen tot de Sikhs, en had het geloof in God en de overtuiging dat, gelet op de rechtvaardigheid van hun zaak, de uiteindelijke overwinning van hen zou zijn. De misl leiders beseften de omvang van zijn vastberadenheid en dat hij de enige onder hen was die zeker was van hun overwinning. Dit was ook het geval als alles verloren leek. Hun grote ontzag voor hem was niet alleen vanwege zijn nauwe betrokkenheid tot de familie van Goeroe Gobind Singh ji maar ook omdat hij moreel hoog stond aangeschreven. In een tijd waarin wraak tegen hun onderdrukkers meestal in de hoofden van zijn geloofsgenoten zat, zorgde hij er voor dat er geen gevallen waren van gevangenen die in koelen bloede vermoord werden of van mishandeling van vrouwen in gebieden waar zijn legers opereerden. Vijandelijke soldaten mochten vrij uitgaan als ze de wapens neerlegden. Hij heeft nooit toegestaan dat er een druk in de naam van religie werd opgelegd op basis van zijn geloof. Centraal in het Sikhisme staat dat er vele wegen naar God leiden. Hij was tegen tirannie, nooit tegen de Islam.

Verder behield Jassa Singh de loyaliteit van de leiders door zijn staatsmanschap en diplomatie. Hij toonde dramatische zelf terughoudendheid (en soms overdreven vrijgevigheid) - hij had gemakkelijk meer gebieden kunnen toegevoegen, maar liet de andere misls liever een groter aandeel nemen in het belang van de eenheid; zo had hij ook kunnen regeren over Lahore vanaf 1765 en er verder een grotere aanspraak op kunnen maken en het zelfs veroverd hebben in 1761 maar hij liet Hari Singh, Lehna Singh en Sobha Singh Kanahiya dit doen om dezelfde reden. Hij zorgde voor gepaste hulp voor de misl Sardars.

Er was geen misl chef die niet verplicht aan hem was en zo kon hij ze verenigen wanneer het hoognodig was.

Hij hielp Charat Singh om Ubed Khan te verslaan, de gouverneur van Lahore; hij hielp de Bhangis om de Afghanen te verslaan bij Qasur (1779) en redde Patiala van Abdul Ahad Khan (1779)

Epiloog

Na de executie van Baba Banda Singh Bahadar, waren de Sikhs zeer geschokt. De Moghuls, in samenwerking met een aantal lokale hindoe elementen, hadden een bevelschrift uitgevaardigd dat alle Sikhs afgeslacht moesten worden. Alle soorten van gruweldaden en wreedheden werden op hen begaan. Deze periode word “de periode van worsteling” genoemd. De Sikhs moesten in de jungles, de bergen en de woestijn hun toevlucht zoeken. In deze donkere tijden, zorgde Jassa Singh Ahluwalia voor het leiderschap van de Sikhs.

De Dal Khalsa, onder leiding van Jassa Singh Ahluwalia, bracht vernederende nederlagen toe aan Nadir Shah, Mir Mannu, Adena Beg, Zakria Khan, Salabat Khan en Jahan Khan.

In 1783 namen Sardar Jassa Singh samen met Baba Baghel Singh en Jassa Singh Ramgarhia Delhi in en hesen de vlag van de Sikhs op het Rode Fort in Delhi.

Zijn persoonlijkheid, zijn morele superioriteit, diplomatieke vaardigheden en militaire strategie deed de oversten en de Dal Khalsa naar hem opkijken als hun opperste en vereerde leider en als de ware opvolger van de missie van Goeroe Gobind Singh ji. Hij werd beschouwd als de heilige krijger omdat hij net zo goed een heilige als een soldaat was.

Als ware volgeling van de Goeroes, combineerde hij zijn hang naar vrijheid met een diep gevoel van tolerantie en respect voor alle godsdiensten, wat uit de vrijgevigheid van zijn karakter bleek. Naast het feit dat Sardar Singh Ahluwalia Jassa een grote 'Sant Siphai' (Saint soldaat) was, was hij een barmhartige leider en zeer religieus. Hij bezocht Sri Darbar Sahib tijdens elke Diwali en Vaisakhi.

Sardar Singh Ahluwalia Jassa overleed op 20 oktober, AD 1783 toen hij op weg was naar Amritsar. Naar zijn wens werd hij gecremeerd in Amritsar nabij Burj Baba Atal en de plaats wordt bewaard aan de westelijke kant van de Parikrama (terras) van Baba Atal.

Jassa Singh Ahluwalia werd opgevolgd door Sardar Singh Ahluwalia Bhag, wiens zoon, Fateh Singh een naaste medewerker van Maharadja Ranjit Singh werd.

Deze dappere krijger leider van Punjab die met lichaam en ziel was toegewijd aan  de gemeenschap en zijn geloof en die zijn fondsen vrij en royaal voor de vrijheid van zijn land had gegeven, overleed dus na een leven te hebben geleid van actie en opoffering.

Hij liet een Punjab na dat vooruit kon kijken naar een grote toekomst Hij leefde, vocht en stierf voor de geliefde Khalsa van Goeroe Gobind Singh.

Dutch Translation by : Sonia Vanwaelem

   
See Also :   Geschiedenis van het Sikhisme(1748 - 1783)
              -  Het Sikh koninkrijk – Maharaja (koning) Ranjit Singh
              -  Goeroe Gobind Singh ji
              -  Beroemd Sikhs
 
 
     

Previous

Main Index

Next

All rights reserved (c) www.sikhs.nl