Sardar Hari Singh
Nalwa werd in 1791 geboren in Gujranwala (in het huidige Pakistan). Hij
was de zoon van Gurdial Singh Uppal en Dharam Kaur.
Gujranwala was de
hoofdstad van Sukharchakias voordat Lahore in het bezit van Ranjit Singh
kwam. Gurdial Singh begeleidde Charrat Singh en Mahan Singh
(respectievelijk grootvader en vader van Ranjit Singh) op al hun
expedities en kreeg het dorp Balloke (bij Shahdera) in leenheerschap.
Hij stierf tijdens een gevecht tegen de Afghanen in 1798. Hari Singh was
toen pas zeven jaar.
Hari Singh was de
opperbevelhebber in het meest turbulente Noordwestelijk Grensgebied van
Ranjit Singh’s koninkrijk (bekend onder de naam Sarkar Khalsaji). Hij
bracht de grens van de Sarkar Khalsaji tot vlak voor de ingang van de
Khyber Pas. Acht eeuwen lang hadden bandieten die zich bezig hielden met
roven, plunderen, verkrachten en gedwongen bekering tot de Islam gebruik
gemaakt van deze route als ingang tot het subcontinent. Tijdens zijn
leven werd Hari Singh een verschrikking voor de woeste stammen die deze
gebieden bewoonden. Hij dwarsboomde met succes de laatste inval van
vreemdelingen in het subcontinent via de Khyber Pas bij Jamrud, door
permanent deze route te blokkeren. Zelfs na zijn dood verzekerde Hari
Singh’s geweldige reputatie de Sikhs van een overwinning tegen een
Afghaans leger dat hen vijf maal in aantal overtrof.
Hari Singh’s
optreden als bestuurder en militair bevelhebber in het Noordwestelijk
Grensgebied blijft ongeëvenaard. Gedurende twee lange eeuwen hebben
Groot Brittannië, Rusland, Amerika en Pakistan geen kans gezien orde en
recht in te voeren in dit gebied. Hari Singh’s spectaculaire prestaties
dienden tot voorbeeld van de door Goeroe Gobind Singh gevestigde
tradities, waardoor hij werd geroemd als de “Kampioen van de Khalsa”.
Jonge jaren
Na
de dood van zijn vader vertrok zijn moeder, Dharam Kaur, naar haar
ouderlijk huis om daar te leven onder de zorg van haar broers. Daar
leerde Hari Singh Punjabi en Perzisch en hij leerde mannelijke sporten
als paardrijden, zwaardvechten en omgaan met het geweer.
Maharadja Ranjit Singh organiseerde in zijn tijd sportevenementen
waarbij ook vechtsporten werden beoefend en tijdens één van deze
evenementen (rond 1805) toonde Hari Singh zoveel vaardigheid, dat Ranjit
Singh hem onmiddellijk inhuurde als een van zijn persoonlijke
begeleiders. Hari Singh verdiende al snel de reputatie dapper te zijn.
Hij was nog maar een paar maanden bij de koning toen hij werd gevraagd
de koning te vergezellen op de jacht. Tijdens de jachtpartij
werd hij slachtoffer van een plotselinge aanval door een tijger. De
aanval was zo ongemerkt ingezet en zo onverwacht dat hij geen tijd had
om zijn zwaard te trekken. Hari Singh trad de levensgevaarlijke situatie
met zulke dapperheid tegemoet, dat hij kans zag de kaak van het dier
vast te grijpen en hem met grote kracht van zich af te slingeren. Daarna
trok hij zijn zwaard en sloeg met één klap de kop van de tijger af.
Vanaf die dag kreeg Hari Singh de bijnaam “Nalwa” van de koning, die
erkende dat Hari Singh de tijger op dezelfde wijze had gedood als Koning
Nall dat placht te doen. (Koning Nall was een zeer moedige koning die
bekend stond om zijn vermetelheid bij het doden van leeuwen en andere
gevaarlijke dieren met zijn blote handen, dus vandaar dat Ranjit Singh
hem met deze titel eerde. Nal-wa = zoals Nall). Dit was een van de
eerste grote heldendaden van een van de meest geachte personen aan het
hof van de Maharadja – Hari Singh Nalwa.
De
volgende dag werd Hari Singh benoemd tot kapitein van een regiment
genaamd het “Sher-dill Regiment”.Zijn eerste opdracht en overwinning was
de verovering van Kasur in 1807. De Maharadja gaf hem daarna de titel
van Sardar (een adellijke titel) en schonk hem daarbij een aanzienlijk
landgoed, hij huldigde opnieuw zijn moed in deze harde strijd.
De ballade spreekt:
Op zijn tiende jaar werd hij
ingewijd (Pahul/Sikhs doop) in de Khalsa (de Grote Gemeenschap van
de Sikhs) wat een bron van vreugde voor een ieder was.
Op zijn elfde jaar toonde hij
zich een volleerd ruiter, kon brullen als een leeuw, en was gezegend
met een enorme als door God geschonken kracht.
Tegen zijn twaalfde jaar
vertoonde hij leiderschapskwaliteiten.
Toen hij dertien was, kon hij
de Gurbani (Sikh Heilige Schrift) uit het hoofd opzeggen.
Op zijn veertiende, vermeldt
Satirama, wilde hij een uitzonderlijk zwaardvechter worden en het
lot was hem daarin uiterst gunstig gezind.
Op zijn vijftiende bevocht hij
in volle wapenrusting een tijger en doodde hem. Hij zag er
buitengewoon goed uit en zijn aura lichtte stralend.
De reputatie die hij sinds
zijn kindertijd had opgebouwd was zo geweldig dat het simpele noemen
van zijn naam genoeg was voor de vijand om eten en drinken te laten
staan.
Op zijn zestiende, zegt
Satirama, had Sardar Hari Singh een geweldige reputatie opgebouwd.
(Sitarama in Amar
Singh, 1903)
Hari Singh had verder deel aan vele glorieuze overwinningen van de Sikhs
voordat hij opperbevelhebber werd in het leger langs het Noordwestelijk
Grensgebied van het Sikh koninkrijk.
De slag om Sialkot
In
1808 wijst Ranjit Singh, Hari Singh Nalwa aan om Sialkot te veroveren op
de heerser Jiwan Singh. Dit was de eerste slag onder zíjn bevel. De twee
legers bevochten elkaar enkele dagen en uiteindelijk behaalde de
zeventienjarige Hari Singh de overwinning.
De slag om Multan
Op
24 februari 1810 valt de Maharadja samen met Sardar Hari Singh Multan
aan. Het was een zeer zware strijd omdat het Multan fort versterkt was
door de Nawab (gouverneur) van Bahawalpur. Zelfs na hevige
bombardementen hielden de muren van het fort stand. Er werd voorgesteld
dat enkele krijgers het fort zouden naderen om dynamiet te plaatsen en
de muren op te blazen, dan kon het leger het fort binnendringen. Dit was
in feite een zelfmoordactie, maar Sardar Hari Singh was de eerste die
zich vrijwillig aanmeldde en de uitdaging aannam. Hij deed, samen met 74
anderen, wat nodig was en het Sikh leger ging het fort binnen en de slag
was gewonnen. Maar Hari Singh was zeer ernstig gewond en er was weinig
hoop dat hij zou overleven. Echter na enige tijd genas hij, tot grote
vreugde van de Maharadja en het Sikh leger. Hij werd vanaf dat moment
beschouwd als een uitzonderlijk soldaat en werd dienovereenkomstig
geëerd door de Maharadja met meer landgoederen en geld. Zijn verdere
veroveringen betroffen Mitha Tiwana, Uch en de historische overwinning
op de Afghanen bij het Attock Fort.
Kashmir
Later in 1819, marcheerde het Sikh leger onder bevel van Sardar Hari
Singh Nalwa richting Kashmir. Een zeer woeste strijd werd uitgevochten
maar uiteindelijk werd Kashmir een deel van het Sikh koninkrijk.
Hari Singh werd tot eerste Khalsa gouverneur van Kashmir benoemd in
1820. Sardar Hari Singh bestuurde Kashmir op zo’n uitstekende manier dat
de Maharadja zeer ingenomen was met hem, en om hem te belonen, gaf hij
opdracht de Kashmir munt naar Hari Singh Nalwa te vernoemen. De “Hari
Singh Rupee” kan tegenwoordig nog worden gezien in musea.
Hij bestuurde de provincie voor iets meer dan een jaar toen hij onder
druk van de Sikh Voorwaarts Politiek werd teruggeroepen uit de
provincie.
Terugkerend uit Kashmir veroverde Sardar Hari Singh onderweg Mangli, wat
opnieuw een grote overwinning was. Hij bereikte Lahore op 28 november
1821, en de Maharadja was buitengewoon verheugd hem te zien en te
vernemen over de triomf van Mangli. Het Sikh leger startte hun campagne
met het innemen van Mungher, Hazara en Hari Pur, dat werd vernoemd naar
Sardar Hari Singh.
De slag om Nowshera
De
Sikhs vielen voor het eerst Peshawar binnen in 1818, maar bezetten het
gebied niet. Ze stelden zich tevreden met het innen van belastingen van
Yar Mohammed, de gouverneur aldaar (van de Barakzal stam). Diens
halfbroer, Azim Khan in Kabul was zeer ontevreden met deze onderwerping
aan de Sikhs en besloot de eer van de Afghanen te wreken door aan het
hoofd van een grote legermacht in hun richting te marcheren. Hij wilde
toegeven aan de smeekbeden van zijn Peshawar broeders en het verlies van
Kashmir wreken.
Dit nieuws bereikte het hof van Lahore. Teneinde het probleem met de
Pathanen (regionale leger) eens en vooral op te lossen, kregen de
commandanten de opdracht net voldoende manschappen achter te laten om
Peshawar te controleren en de rest te mobiliseren voor deelname aan de
strijd. Toen Hari Singh dit bevel ontving, trok hij met zijn leger naar
Attock. Prins Sher Singh trok daar ook heen en ontmoette hem daar. Ze
bouwden een boot-brug over de rivier de Attock. Toen ze erachter kwamen
dat de vijand een verdedigende positie had ingenomen in de velden bij
Jahangira, voerden ze de volgende morgen een aanval uit. Het Pathanen
leger was vier maal zo groot als dat van de Khalsa. Maar de moed en
vermetelheid van de Sikh krijgers was genoeg om die overmacht te
verslaan.
Toen Prins Sher Singh diep in de heuvels was doorgedrongen in een wilde
achtervolging van de vijand liep hij in een val van de Pathanen. Hari
Singh snelde toe om de omsingeling te doorbreken. Maar Azim Khan maakte
van de chaos gebruik en sneed met een paar helpers de boten van de
bootbrug los. De boten werden door de stroom meegevoerd. Op die manier
werd de route waarlangs de versterkingen van de Khalsa werden aangevoerd
afgesneden.
Toen de Maharadja en Baba Phoola Singh Akali met hun legers de rivier de
Attock bereikten, waren ze uit het veld geslagen bij de aanblik van de
vernielde bootbrug. Het gedonder van de strijd aan de overkant van de
rivier horend, stormden ze, door emotie en vaderlandsliefde bevangen met
hun paarden de rivier in. Maharadja Ranjit Singh volgde hen. De Afghanen
waren totaal verbijsterd toen ze de Sikhs de rivier zagen oversteken.
Een moslim fakir die getuige was van het hele gebeuren zei: “Toba,
Toba, Khuda Khalsa Shud”. (God zelf streed mee in de gewaden van Khalsa,
en wie zou God willen bevechten?)
Voordat de Khalsa kon deelnemen aan het gevecht, was de slag al
gewonnen. Maar er stond nog een heviger slag op stapel. Ontelbare
Pathanen verzamelden zich op het slagveld bij Naushehra onder de vlag
van de Jihad. Er waren er ongeveer 40.000. Azim Khan kwam met 15.000 man
en 30 kanonnen naar zijn broer toe en beval hem zich aan te sluiten bij
de Pathaanse strijdkrachten bij Naushehra. De Pathanen zwermden uit als
een wolk sprinkhanen.
De
Sikhs richtte een smeekbede tot God, vragend om toestemming de vijand
aan te vallen. Daarna ging het Khalsa leger het slagveld op en viel de
vijand aan. Uiteindelijk wonnen de Khalsa strijders de slag, maar de
prijs was hoog: het leven van Phoola Singh Akali (een zeer belangrijk
adviseur en strijder van Maharadja Ranjit Singh).
De
overwonnenen vluchtten in de richting van Jalalabad achtervolgd door
Hari Singh en zijn mannen, tot vlak voor de mond van de Khyber Pas. Hari
Singh werd gevraagd daar voor een periode te blijven om het bestuur op
orde te brengen.
Gouverneur van Groot Hazara (1822-1837)
De
mogelijkheid om het Noordwestelijk Grensgebied van het Indiase
Subcontinent te behouden werd geschapen door de tomeloze inspanningen
van Sardar Hari Singh Nalwa. Wat hij bereikte in dat gebied in de korte
tijdsspanne van 15 jaar met beperkte middelen en te midden van de
turbulentie tussen bevolkingsgroepen, was weinig minder dan een wonder.
Hazara het centrum van de Sindh Sagar Doab (gebied in het huidige
Pakistan, doab is een gebied tussen twee rivieren) was het belangrijkste
van alle gebieden onder zijn bestuur. Zijn optreden in dit gebied is een
van de beste bewijzen van zijn vaardigheden als militair bevelhebber en
bestuurder.
Samenkomst met de Britse- Gouverneur Generaal
In
1831 werd Hari Singh afgevaardigd aan het hoofd van een diplomatieke
missie naar Lord William Bentinck, Gouverneur-Generaal van Brits Indië.
De
Ropar Meeting (district Ropar) tussen Maharadja Ranjit Singh en het
hoofd van Brits Indië volgde kort daarop. De Britten wilden Ranjit Singh
overhalen de Indus vrij te geven voor de handel. Hari Singh Nalwa sprak
zijn sterke bedenkingen uit tegen dit plan. Zijn belangrijkste argument
daartegen was het scenario m.b.t. de Satlujrivier – nl de gebeurtenissen
in Brits Hindustan. Als zeer wakkere, waakzame militair en bestuurder
begreep Hari Singh de militaire- en handelsbelangen van de Britten
uitstekend.
Peshawar
De
oude stad Peshawar, al meer dan 800 jaar een Afghaans bolwerk, werd door
het Khalsa leger tot twee maal toe bevrijd in de negentiende eeuw, maar
pas in 1834 werd het definitief onder het bestuur van de “verenigde
staten” van Maharadja Ranjit Singh gebracht. In een brief van 12 mei
1834 van Ranjit Singh aan Kapitein Wad, diplomatiek agent in Ludhiana
staat: ”Door Gods goedgunstigheid ben ik op deze voorspoedige dag
verheugd door zeer goed nieuws. De Barakzai (Afghaaanse stam) edelen,
hebben, niet getuigend van enig inzicht, mijn troepen met 12.000 man
infanterie en voetvolk aangevallen bij dageraad. Kanwar Nau Nihal Singh
nam de wapenen op om zich samen met Hari Singh en Mr. Court te
verzetten, geholpen door de artillerie. Tenslotte werden de
tegenstanders overmand door hun angst en trachtten zichzelf in
veiligheid te brengen door te vluchten naar alle kanten. Peshawar viel
in de handen van officieren van mijn regering. Zij breidden hun
beschermende maatregelen uit voor de inwoners van het gebied en hun
bezittingen. In de avond werd de stad verlicht. En zowel Hindoes als
Mohammedanen zagen dit als een voorbode van hun bevrijding van de
tirannen.” De verovering van Peshawar is een van de grootste
overwinningen van de Sikh koning Ranjit Singh. Die overwinning was voor
het overgrote deel te danken aan het leiderschap en de moed van Sardar
Hari Singh Nalwa.
|