Sikhs In nederland

     sikhs.nl                                                                                                                                                                                                                      home | contact us | site map  

Luistert allen naar de eeuwige waarheid; degene die lief heeft zal God verkrijgen. -Guru Gobind Singh  

Sardar Baghel Singh (1730 - 1802)

Sardar Baghel Singh

 
Sardar Baghel Singh werd, rond 1730, geboren in het dorp Jhabal Kalan, in het District Amritsar in Punjab,. Hij was de afstammeling van Chaudhary Bhai Langaha, de Sikh leider van 84 dorpen in de Majha, die samen met zijn jongere broer Bhai Pero Shah de grootvader van de beroemde Mai Bhago, een Sikh van Goeroe Arjan Dev Ji was geweest, in de jaren 1580.
 
Na een bescheiden start te hebben gemaakt, groeide hij op tot een formidabele machtige man in het gebied tussen de Sutlej- en de Yamuna rivier. Hij sloot zich aan bij de Karor Singhia misl[1] (stam) geleid door Sardar Karora Singh en na het vroege overlijden van Karora Singh, was het Bhai Baghel Singh die de opvolger werd van de Karora Singhia misl in 1765. 
 
In de Sikh geschiedenis wordt hij gevierd als de overwinnaar van Moghul Delhi.
 
 
Achtergrond
Volgens Syed Ahmad Latif, een moslim historicus had Karora Singhia misl 12.000 strijdlustige mannen. Baghel Singh was zowel een goede soldaat als een zeer goede politieke onderhandelaar en hij was in staat om vele tegenstanders voor zich te winnen.
De Moghuls, de Marathas, de Rohillas, en de Britten wilden met hem bevriend worden, maar bovenal was hij een vrome Sikh; amrit Prachar(doop) was zijn passie.
 
 
Politieke Situatie
 
De brutale offensieven van Nadir Shah (de Sjah van Iran) en de negen invasies door Ahmed Shah Abdali (heersers van Afghanistan en oprichter van het Durrani Rijk) hadden het Moghul Rijk broos en zwak gemaakt. De Sikhs hadden zich ontpopt als een sterke en machtige kracht in Noord-India en maakten uiteindelijk een eind aan de invasies van Abdali.  
 
Onder leiding van Dal Khalsa leider Sardar Singh Ahluwalia Jassa, weigerden de Sikhs een alliantie en in plaats daarvan daagden ze Abdali uit tot de strijd.
Ze stonden er op om de moord op meer dan 30.000 Sikhs, voornamelijk vrouwen, kinderen en bejaarden te wreken, en ook om de vernietiging en ontheiliging van de heilige Sikh tempel (Harmandir Sahib - Gouden Tempel, in Amritsar), te vergelden.
 
Toen een nederlaag dreigde, gaf Abdali de strijd op, en keerde uiteindelijk terug naar Afghanistan, om nooit meer terug te komen. Het uitgestrekte gebied van het Indische subcontinent liggende tussen de Indus en de Yamuna was bevrijd van buitenlandse overheersing.
 
Zonder vijand in het Noorden, en Shah Alam II aan het hoofd van het in verval geraakte Moghul Rijk in Delhi, hadden de 12 krachtige Sikh misls de vrije loop om hun invloed in alle richtingen uit te breidden, van de Indus tot de Yamuna rivier.
 
De Marathas werden na hun nederlaag tegen Abdali in de derde slag van Panipat in 1761 gemarginaliseerd, en de Rohillas waren een opgebruikte kracht. De Engelsen waren op weg om hun plaats te vinden in Delhi. Het was gemakkelijk voor de Sikh misls om de Yamuna over te steken en raids uit te voeren in Delhi en daarbuiten.
De Sikh misls zouden altijd bij elkaar blijven komen wanneer de Sarbat Khalsa (Khalsa gemeenschap), door middel van een Gurmatta (beschikking / resolutie ), besloten om een gezamenlijke doelstelling aan te vallen. Baghel Singh de Karor Singhia Misal was actief in het zuidoosten van Punjab.
 
Baghel Singh's Karor Singhia misl, vocht samen met andere Dal Khalsa Misls, onder het leiderschap van Jassa Singh Ahluwalia,  rechtstreeks met Ahmad Shah Abdali (ook bekend als Durrani) nabij Kup in Malerkotla, waar in slechts één dag van strijd al 30-40 duizend vrouwen, kinderen en oude Sikhs werden opgeofferd.
 
Na de invasie van Durrani, begonnen de Sikhs met het versterken van de gebieden tussen de Yamuna en de Indus door het inlijven van gebieden. De misls rapporteerden aan de leider van Dal Khalsa, Jassa Singh Ahluwalia, in de Akal Takht Sahib Amritsar, over het grondgebied dat ingenomen was.
 
Voornamelijk de Sukarchakia misl (van Ranjit Singh's grootvader) won het grondgebied van Gujranwala en andere gebieden van Ravi en Chenab Doab. De Ramgarhia Misal won het gebied van Amritsar, Gurdaspur, Bhangi rond Lahore en Kasur. De  Karor Singhia misal (onder Baghel Singh) verklaarden zich eigenaar van de gebieden die nu ook Ambala, Karnal, Hissar, Rohtak, Chandigarh, etc omvatten. Baghel Singh nam bezit van delen van de Jalandhar Doab en vestigde zich in Hariana, in de buurt van Hoshiarpur. Kort na de verovering van Sirhind door de Sikhs in 1764, ging zijn  leger tot voorbij Karnal en bevrijdde een aantal dorpen waaronder Chhalaudi waarvan hij later zijn hoofdkwartier maakte.
 
Toen richtte Baghel Singh zijn aandacht op de cis-Yamuna gebieden. Karor Singhia was een van de sterkste misls met 12.000 goed getrainde ruiters. De verenigde macht onder Baghel Singh, waaronder soldaten van een paar Sardars die zich bij hem aangesloten hadden, bedroeg ruim 40.000 man. Zeer snel wonnen de Sikhs gebieden rond Delhi en daarbuiten in, met inbegrip van Meerut, Awadh, en ze kregen eerbetoon van de Nawabs uit elk gebied.
 
In maart 1776, brachten de strijdkrachten van Baghel Singh een verpletterende nederlaag toe aan het Moghul leger nabij Muzaffarnagar; en zo breidden de Sikhs hun invloed over het geheel van de Yamuna-Gangetic doab (stuk land dat ligt tussen de samenvloeiing van 2 rivieren of bijrivieren) verder uit.

 

De verovering van het Rode Fort door de Sikhs

De Sikhs vielen het Rode Fort aan op 11 maart,1783, en hesen de Nishan Sahib(de nationale vlag van de Sikhs). De Keizer bood een verdrag aan, en aanvaardde hun voorwaarden.

Baghel Singh trad eerst Delhi binnen op 18 januari 1774, en veroverde dan het gebied tot Shahdara. De tweede gebeurtenis had plaats op 17 juli 1775, toen de Sikhs het gebied rond het huidige Pahar Ganj en Jai Singhpura veroverden. Het grootste deel van de gevechten vond plaats waar het huidige New Delhi ligt. De Sikhs trokken zich tijdelijk terug ten gevolge van een tekort aan voorraden, maar ze hielden de dagorde van het Rode Fort gaande, en bleven overheersen en drongen verder het grondgebied van de keizer dat rond Delhi lag binnen.

 

Sikhs at Red Fort, Delhi, India

In het begin van 1783, begonnen de Sikhs met de voorbereidingen voor de verovering van het Rode Fort. Een macht van 60.000 mannen onder leiding van Sardar Singh Ahluwalia Jassa en Sardar Singh Baghel verzamelden zich in Ghaziabad, ze zetten hun aanvallen voort en veroverden steden rond Delhi.

Op 8 maart de namen de Sikhs Malka Ganj en Sabzi Mandi gevangen. Prins Mirza Shikoh,  probeerde de Sikhs op bevel van de keizer te stoppen, maar leed een nederlaag, en vluchtte. Op 9 maart veroverden ze Ajmeri Gate. Er was paniek in de stad, velen zochten beschutting in het fort. Jassa Singh Ramgarhia sloot zich op het laatste moment aan bij de Sikh strijdkrachten met 10.000 soldaten. Maar liefst 30.000 Sikh ruiters van het leger van Baghel Singh kampeerden op een plaats die nu bekend staat als Tees Hazari ('Tees' betekent Dertig & 'Hazari' betekenis Duizend), de huidige locatie van de Delhi High Court.

De Sikhs namen uiteindelijk het ​​Rode Fort in op 11 maart 1783. De keizer en zijn bewakers, in feite iedereen in het fort, verborgen zich. Het verhaal gaat dat een insider de Sikhs op de hoogte bracht van een zwakke plek in de muur van het fort, daar waar de soldaten een gat maakten door het rammen met houten balken, de plaats wordt Mori Gate (Mori - Punjabi voor 'Gat') genoemd, de huidige locatie van het Inter State Busstation (ISBT).

De Sikhs gingen het Rode Fort binnen, hesen de Kesri Nishan Sahib (natie vlag van de Sikhs), en bezetten Diwan-e-aam, een belangrijke plaats in het fort, waar de keizer, zittend op de troon, gewoonlijk audiëntie had met het publiek. In een symbolisch gebaar, ging Jassa Singh Ahluwalia op de troon zitten wat hem tot keizer maakte.

De Moghul Keizer verzoende zich snel met de Sikhs, hij bood een verdrag aan en aanvaardde hun voorwaarden. De keizer betaalde 3 honderdduizend roepies als nazrana (een offer, gift of geschenk). De kotwali (politiebureau) bleef eigendom van de  Sikhs. Er werden rechten aan Sardar Singh Baghel verleend voor de bouw van zeven historische gurudwaras (Sikh tempels). Baghel Singh behield 4000 militairen totdat zijn taak voltooid was, en werd belast met handhaving van de openbare orde en het verzamelen van leningen om zijn uitgaven te dekken en fondsen te verwerven. Zijn mannen patrouilleerden dag en nacht in de straten van de stad. De burgers zagen een soort van vrede en orde die zij in geen decennia hadden meegemaakt.

Het bouwen van zeven gurdwaras was in zeven maanden voltooid, zoals bepaald in de overeenkomst en hij trok zich terug uit de hoofdstad in het begin van december 1783. Op dat moment had hij voldoende macht in de stad en genoot hij een groot prestige en van de welwillendheid van de mensen. Hij beschikte over de nodige kracht en had kunnen besluiten om te blijven en zijn controle over de stad voort te zetten. Hij hield zich echter aan de overeenkomst en verliet Delhi aan het einde van de vastgestelde termijn. Toen een zekere Munshi Ram Dyal hem wou overhalen om Delhi niet verlaten nadat de Moghuls  zijn gezag en alleenheerschappij ingewilligd hadden, antwoordde Baghel Singh:

"Wij zijn begenadigd met het lot en het Koninkrijk door onze Goeroe. Wanneer we het maar zouden wensen, konden we Delhi veroveren. Dat zou niet moeilijk zijn voor de Khalsa. "

Sardar Singh Baghel besloot in maart 1785 om wederom naar Delhi te gaan. Shah Alam, bang voor de Singh's, tekende een verdrag met de Marathas. De Marathas sloten een overeenkomst met de Singhs en stemden er mee in om één miljoen roepies als geschenk te betalen.

Hierna werd Khalsa Raj ook bekend als Sarkar Khalsa gesticht door Maharaja Ranjit Singh, die duurde tot 1839 en zich uitstrekte in heel Punjab en  van Tibet naar Sindh en van de Khyber pass tot aan de Sutlej (gebieden in het huidige India, Pakistan en Afghanistan). De Khalsa hield stand als een sterke muur aan de Indiase grens.

Later trok Baghel Singh zich terug in Doaba en vestigde zich in een plaats Hariana genaamd, nu in het district Hoshiapur van Punjab, India. Hij overleed in 1802.

 

Overwinningsmonument van de Sikhs in Delhi (in 1783)

De marmeren plaat van de Moghul Troon (in het Rode Fort), waarop keizer Aurangzeb zat toen hij bevelschriften gaf om de Hindoes te bekeren, van waar aanklachten werden gemaakt tegen Bhai Mani Singh, Bhai Matti Das en de Negende Meester, Goeroe Teg Bahadur Sahib en vonnisssen waren uitgesproken, werd verwijderd door S. Jassa Singh Ramgarhia en naar Darbar Sahib, Amritsar gebracht,  naar behoren geketend en vastgebonden met touwen als een gevangene, een oorlogstrofee en opgesteld vóór de Goeroe, Guru Granth Sahib ji. Deze plaat is 1,9 meter lang 1,37 meter breed en 23 cm dik en is nog steeds te zien, toepasselijk gekooid op de eerste verdieping van het Bunga (Bunga betekent Mansion). Deze plaat kan worden gezien bij de passage van de Langar (eetzaal) kant.

 

[1]          Misl Een Arabisch woord misl betekent 'zoals' De Sikh misls waren 'gelijk', in de zin dat zij als gelijken beschouwd werden

Dutch Translation by : Sonia Vanwaelem

   
See Also :   Geschiedenis van het Sikhisme(1748 - 1783)
              -  Akali Baba Phoola Singh Ji
              -  Jathedar Darbara Singh
              -  Nawab (gouverneur) Kapoor Singh
       
 
     

Previous

Main Index

Next

All rights reserved (c) www.sikhs.nl