Er was eens een
dief in de Punjab. Hij had een plan, hij zou naar het het huis van het
allerrijkste gezin in het dorp gaan en van deze mensen stelen, om zo veel
mogelijk geld te kunnen krijgen. Op een avond ging hij naar het huis en hij
wachtte totdat alle lichten uit waren, totdat alle gezinsleden sliepen en totdat
het helemaal donker was. Nu kon hij zijn kans grijpen om van deze mensen te
stelen. Toen zijn kans kwam, toen het donker genoeg was en alle lichten uit
waren, begon hij over het hek rondom het huis heen te klimmen. Maar toen hij
bovenop het hek zat, zag hij een waakhond. De hond begon meteen naar hem te
blaffen. Hij wist dat als de hond zou blijven blaffen hij geen kans meer zou
hebben om het huis binnen te dringen. Hij klom snel weer naar beneden om te
wachten totdat de hond zou stoppen met blaffen, maar de hond kon hem ruiken en
bleef dus door blaffen.
Toen dit allemaal gebeurde waren er een paar sikhs die vrijwillig werk(Sewa)
verrichtte in de velden om de gewassen voor de gratis gemeenschapskeuken(Langar)
te verzorgen. De Singhs gingen ook 's nachts naar de velden om te kunnen
mediteren en “Naam Simran” te doen zonder afgeleid te worden.
Er was niemand om hun te storen, geen enkel geluid, iedereen sliep. Toen zij aan
het mediteren waren was tegelijkertijd de dief aan het proberen de rijke familie
te beroven. De hond bleef maar blaffen en toen hij eindelijk stopte met blaffen
was het al ochtend. De dief besefte dat het hem niet meer zou lukken om de rijke
mensen te bestelen. Hij besloot daarom maar naar huis te gaan. Hij was de hele
nacht al op omdat de hond maar bleef blaffen. Zijn ogen waren rood en doorlopen.
Hij was erg moe. Omdat hij geen kans had gekregen om te roven die nacht liep hij
naar huis, naar zijn dorp(Pind). Op hetzelfde moment liepen ook de sikhs van het
veld naar huis en hun paden kruisten elkaar.
Toen zij de dief met zijn rode ogen zagen, werden zij dolgelukkig. Zij dachten
dat de dief ook ‘Naam Simran’ had gedaan die nacht. Hij zag er zo moe uit dat ze
ervan uit gingen dat dat dat de reden was dat hij pas zo laat naar huis aan het
lopen was.
Toen de dief naar de sikhs keek, zag hij dat zij moe waren, ze waren ook mensen,
en zij hadden ook rode ogen. Toen de dief de sikhs zag, ging hij ervan uit dat
zij ook die nacht hadden geprobeerd om van iemand te stelen, dat zij hetzelfde
als hem hadden doorgemaakt. Zij hadden namelijk ook lege handen. De dief dacht
‘Kijk nou, deze mensen zijn gekleed als Sikh, , ze zien er precies zo uit als
vrome sikhs (Gursikhs), maar ze stelen van mensen en ze houden mij voor de gek.
’.
Goeroe Sahib legt uit waarom dit gebeurde, waarom deze persoon, deze dief,
alleen slecht over deze mensen kon denken:
sukheeeae ko
paekhai sabh sukheeaa rogee kai bhaanai sabh rogee ||
In de ogen van een gelukkig persoon, ziet iedereen er
gelukkig uit, iedereen zien er uit alsof zij de waarheid spreken. In de ogen van
een ziek persoon, een persoon die is gevuld met vuiligheid, die niet rein is,
ziet iedereen er ziek uit.
sa(n)th
sa(n)g jaa kaa man seethal ouhu jaanai sagalee t(h)aa(n)dtee ||
Een ieder wiens gedachten troost vinden in de
gemeenschap van Heiligen, gelooft dat ieder vol vreugde is.
Als je kijkt
naar het verschil tussen de twee situaties, dan kijkt de dief naar de Gursikhs
en het enige wat hij kon zien was het kwade, dit was slechts een aanname want er
was geen kwaad in hen. Hij kon echter niets anders zien dan het kwaad omdat
hijzelf onrein was. Toen de Gursikhs naar de dief keken, zelfs terwijl hij een
dief was, zagen zij alleen maar het goede, hun aanname was dat er zich alleen
goed in hem schuilde. Omdat zij zelf goed en rein waren.
|