Mehta Kalu wilde dat
zijn zoon, Goeroe Nanak, nuttig werk ging doen. Dus werd besloten om hem
naar Sultanpur Lodhi te sturen. Zijn zuster, Bebe Nanki, was getrouwd
met Diwan Jai Ram die in dienst was van Daulat Khan, de gouverneur
(nawab) van Sultanpur. Jai Ram kon voor Goeroe Nanak een baan vinden.
Hij werd benoemd tot de nawab's pakhuismeester (modi) en werd
verantwoordelijk voor de pakhuizen (modikhana's) van de nawab.
Landeigenaren moeten belasting betalen aan de regering. In die tijd
gaven landeigenaren een deel van de oogst in de vorm van belasting. Zij
gaven allerlei soorten graan, katoen, peper en bruine suiker. Al deze
goederen werden opgeslagen in een plek die de modikhana wordt genoemd.
Een aantal van deze producten werd gegeven om in het huis van de nawab
te gebruiken. Andere goederen werden gegeven aan zijn leger, politie en
bedienden. Het resterende werd verkocht aan de bevolking.
De modi moest een boekhouding bijhouden over de dingen in de modikhana.
Hij moest ze wegen als ze binnenkwamen en hij moest ze wegen als ze het
pakhuis verlieten. Hij moest ook een boek bijhouden voor het geld dat
deze producten opbrachten, de schatkist van de nawab. Voor dit werk
kreeg hij wat geld en een aantal goederen.
Goeroe Nanak deed zijn werk erg goed. Hij was eerlijk en vriendelijk
tegen iedereen. Iedereen die naar de modikhana kwam, ging tevreden en
voldaan weer weg.
De bedienden van de nawab en het gewone volk begon van hem te houden en
hem te eren. Hij werd erg populair bij iedereen. Maar een aantal slechte
mensen hielden hier niet van. Sommigen gingen naar de nawab en zeiden:
"Uw modi is oneerlijk en roekeloos. Uw modikhana zal spoedig leeg zijn.
Hij zal daarna weglopen." De nawab liet daarop de boekhoudingen van de
Goeroe een paar keer controleren. Maar iedere keer bleken deze te
kloppen. De nawab was tevreden en de slechte mensen werden te schande
gezet.
Terwijl de Goeroe zijn taken zo goed deed, hield hij zijn geest gericht
op God. Hij herhaalde Gods naam altijd. Hij stond iedere morgen drie uur
vóór zonsopgang op. Hij ging dan naar de rivier de Bein en nadat hij in
de rivier gebaad had, zat hij op de oever. Hij concentreerde zijn geest
volledig op God en totdat het dag was, zong hij liederen om hem te
prijzen.
In Sultanpur, toonde Goeroe Nanak aan iedereen hoe een religieus mens
zou moeten leven en zich zou moeten gedragen. Hij wilde dat alle mensen
zich zo gedroegen en leefden zoals hijzelf. Hij vertelde hen: "Een
religieus mens zou drie dingen moeten doen. Eén, hij zou zijn brood
moeten verdienen met eerlijk werk. Hij zou geen nutteloos leven moeten
leiden. Ten tweede, hij zou zijn verdiensten met anderen moeten delen.
Hij zou de zwakken moeten helpen. Hij zou kleding moeten geven aan de
'naakte' armen. Ten derde, hij zou altijd aan God moeten denken. Hij zou
anderen moeten vragen om hetzelfde te doen. Deze zijn de drie gouden
regels van het geloof. Leef en handel ernaar. Jullie zullen werkelijk
religieus worden. Jullie zullen gelukkig zijn; werkelijk gelukkig.”
|