Bhai Tahru Sahib was
inwoner van het dorp Poola, waar hij een klein stuk land bezat. Het
graan en de mais dat hij produceerde en zijn eenvoudige lemen hut deelde
hij met plezier met alle vermoeide reizigers die het dorp passeerden en
onderdak nodig hadden om de nacht door te brengen. Hij behoorde geheel
tot de Goeroe's hymnen. 's Ochtends vroeg zat hij op de ploeg onder de
sterren, zijn witte tulband dragend, en reciteerde hij Japji; De Japji
welke de niet te evenaren universaliteit van de aard van het leven in
zich heeft. De dorpelingen hielden van Taru Singh om zijn medeleven,
onschuld en spirituele puurheid.
Maar de autoritaire
Mogol regering van Middeleeuws India was niet bereid de levensweg van de
Sikhs te tolereren. Een levenswijze die geen scheidslijn trok tussen man
en vrouw, tussen Hindoes en Moslims, tussen Brahmins en de Shudras
(zogenaamde lagere kaste).
“Manas ki jat sab ek
hi pahchando.”
“Alle mensen zijn gelijk”
(Goeroe Gobind Singh)
“Alle mensen zijn gelijk”,
was een credo dat tegen het Mogol
etablissement, gebaseerd op onderscheid tussen mensen, in ging. Om deze
haard van liefde uit te bannen, stond er een hoge prijs op de hoofden
van Sikhs. Zij werden tot bannelingen verklaard. De hebzucht naar goud
verleidde Bhagat Nirangi tot het indienen van een klacht tegen Bhai Taru
Singh bij de Subedar (gouveneur) van Lahore. De verklaring luidde dat
hij (Bhai Taru) onderdak gaf aan dacoids (bandieten), de Sikhs, en
daarmee waren de eigendommen van Moslim en Hindu onderdanen van Zijne
Koninklijke Hoogheid niet meer veilig.
Toen de Subedar deze
jongeman van 23 zag, was hij overweldigd en aangedaan door diens
verschijning. Zich tot Taru Singh richtend, zei de Nawab: “O, waardige
Sikh, ik heb medelijden met u en ik wens uw leven te sparen.” Taru Singh
beantwoorde met tranen in zijn ogen: “Je wilt mij belonen met het sparen
van mijn leven? Waarom mij bevlekken met zulk een oneerbaar aanbod
terwijl mijn broeders en zusters voor mijn ogen dag in dag uit, elk uur
van de dag, gemarteld worden.”
De Subedar zei: “Jou
aanwezigheid is omgeven door een hemels licht. Om de een of andere reden
staat mijn hart niet toe dat u vermoord wordt, maar u zult uw knot
(juuda- haren) af moeten knippen en aan mij moeten aanbieden.”
Tahru Singh antwoordde:
“De Sikh en zijn haar zijn een. Het is mij een genoegen u meer aan te
bieden dan waar u om vraagt, mijn hoofd met mijn knot.”
Deze haren zijn het
eeuwige Geschenk van liefde van de onvergelijkbare schoonheid
aan de Khalsa van onze goeroe, ze kunnen niet weggenomen worden van het
hoofd van een Sikh, zonder ook zijn hoofd weg te nemen. Degene die er
slechts naar kijkt zal het nooit kunnen begrijpen. Het is als in een
spiegel kijken, maar je bent niet een met de spiegel. De waarnemer is
slechts in staat om waar te nemen, hij is nooit de spiegel, de ervaring,
de toestand zelf. Deze haren zijn een fontein van vreugde, voor ons is
het de bron van leven.
De Subedar, er nog
altijd van overtuigd dat hij hem kon omkopen, zei toen: “Taru Singh, je
bent te jong. Je hebt de schoonheid en vreugde van het leven nog niet
ervaren. Je zult beloont worden met een hoge mansib (positie) in het
Mogol leger. Je zult beloond worden met een erfelijke jagir (landgoed).
Ik beloof je allerlei luxe, maar je zult afstand moeten doen van je
leven als Sikh.”
Een Goeroes Sikh kan
nooit getemd worden en tranen vermengden zich nu met een glimlach van
vreugde, Taru Singh antwoordde: “Door hem hier gezonden komen zij (in de
wereld) en geroepen door hem keren zij terug” zei Goeroe Nanak. “Het is
het recht en genoegen van de heldhaftige om te sterven,” sprak Hij.
“Voor een Sikh heeft het leven geen begin en eind - het is zowel dood en
leven. Noch mijn leven, noch mijn haar zijn verhandelbaar in jouw hof
waar schoonheid, leven en religie in goud gemeten worden. De waarde en
schoonheid van ons haar kan niet gemeten worden in termen van luxe. Jouw
manier van denken is materialistisch en daarmee verwaarloosbaar, maar
een geďntegreerd bestaan is altijd spiritueel.”
De Subedar kon deze
lofzang der waarheid niet langer aanhoren en riep: “Stop hem, daar hij
de wet en rust van onze provincie verstoort. Vermoord hem onmiddellijk,
maar knip eerst zijn haren af.” De Mogol soldaten grepen Bhai Sahib's
hoofd en kin beet, maar het was onmogelijk voor de kapper om zijn hoofd
dicht bij het zijne te brengen. Met een slag van zijn hoofd duwde hij
zijn bewakers weg en maakte dat zij over de grond rolden. Een
schoenmaker werd erbij geroepen, om met zijn vaardigheden en zijn
gereedschap Taru Singh's haar af te schrapen, maar zijn poging bleek
tevens onsuccesvol. Uiteindelijk werd de hulp van een timmerman
ingeschakeld voor het vuile werk. Met een slag van zijn bijl hakte hij
Bhai Taru Sing's hoofd af (1743 A.D.), maar hij slaagde er niet in de
knot haar af te snijden.
Thakur Rabindranath
Tagore, een groots mystieke poëet uit Bengal schreef een prachtig lied
over deze gebeurtenis:
“Prathona Atit Dan”
(Meer dan waar om gevraagd was)
Voor een Sikh staat
het knippen van zijn haar
gelijk aan het
verwerpen van zijn Dharma.
De Pathanen brachten
de Sikh gevangenen,
aan handen en voeten
gebonden,
Shahid Ganj aarde
kleurde rood met hun bloed.
De Nawad richtte zich
tot Taru Singh,
en sprak tot hem:
“Ik wil uw leven
sparen.”
Taru Singh antwoordde:
“Mijn leven sparen! Waarom onteerd u mij zo?”
Waarop de Nawab zei:
“U bent het dapperst der dapperen?
Ik wens niet mijn
woede op u te wreken.”
Taru Singh antwoordde:
O Nawab, met heel mijn hart
willig ik uw verzoek
in, en uit vrije wil
offer ik u meer dan u
van mij smeekt:
“Mijn hoofd met mijn
haren.”
|