Voor
een Sikh, is de 'dood' een natuurlijk onderdeel van het leven.
Vanwege de turbulente tijden die deze kleine en diverse gemeenschap
door de eeuwen heen moest ondergaan, is een Sikh altijd bereid om
voor een zaak te sterven. Dat kan voor zijn land zijn, voor zijn
rechten, voor de bescherming van de zwakkeren. In de geschiedenis is
het talloze malen voorgekomen dat vreemde binnendringers zoals Ahmad
Shah Abdali veel Indiase vrouwen en kinderen tot slaaf maakten.
Wanneer deze invallers de Punjab doorkruisten om naar huis terug te
keren, vielen de Sikhs hen aan en bevrijdden zij deze vrouwen en
kinderen uit gevangenschap. Dit vormde een gevaar voor hun levens.
Door deze activiteiten
riepen de Sikhs de toorn van de Mongoolse en Afghaanse invallers op. In
de achttiende eeuw was er een periode, toen de Afghaanse en Mongoolse
koningen aan iedereen die een Sikh (dood of levend) naar hun hof bracht
een prijsgeld van 80 Indiase Roepies beloofde (en dat was veel voor die
tijd!!).
De Sikhs en zelfs hun
kinderen konden deze vervolging gelukkig trotseren vanwege hun sterke
geloofsovertuiging. Zij geloven dat het menselijk wezen 'Atma' (jyot, de
menselijke ziel) boven het fysieke lichaam staat en belangrijker is.
Vandaar dat het niet te vernietigen is.
De Sikh wordt opgeroepen zich hieraan te herinneren,
“De dageraad van een nieuwe dag is de bode van een zonsopgang, de
Aarde is niet je vaste verblijfplaats”
|